ECLI:NL:GHLEE:2006:AV3956

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
2 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 898/04 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 1998

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het bezwaar van belanghebbende tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1998. De aanslag, gedateerd 15 september 1999, was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van f 4.773,-. Belanghebbende diende op 19 augustus 2004 een bezwaarschrift in, dat te laat was, aangezien dit niet binnen de wettelijke termijn van zes weken na de dagtekening van de aanslag was ingediend. De inspecteur verklaarde belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar bij uitspraak van 15 september 2004.

Belanghebbende ging in beroep tegen deze uitspraak en voerde aan dat hij op 26 oktober 2003 al een bezwaarschrift had verzonden. De inspecteur ontkende echter deze brief te hebben ontvangen. Het hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend. Het hof concludeerde dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was, aangezien de omstandigheden die belanghebbende aanvoerde, voor zijn risico kwamen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 16 februari 2006, waarbij belanghebbende en een vertegenwoordiger van de inspecteur aanwezig waren. Het hof oordeelde dat het beroep ongegrond was en verklaarde de uitspraak van de inspecteur te handhaven. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op 2 maart 2006 gedaan door de raadsheren van het gerechtshof te Leeuwarden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: 898/04 2 maart 2006
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de inspecteur Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PH) voor het jaar 1998.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende werd voor het jaar 1998 met dagtekening 15 september 1999 een aanslag in de IB/PH opgelegd naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna te noemen: de Wet) van f 4.773,-.
1.2 Op 19 augustus 2004 is bij de inspecteur een (te laat) bezwaarschrift van belanghebbende ingekomen, gedateerd 18 augustus 2004. De inspecteur heeft bij de bestreden uitspraak van 15 september 2004 belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar (en de aanslag niet ambtshalve verminderd).
1.3 Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), dat op 11 oktober 2004 is ingekomen.
1.4 De inspecteur heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. 1.5 Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 16 februari 2006, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende en namens de inspecteur drs. A.
1.6 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De ontvankelijkheid van het bezwaar
2.1 Ingevolge artikel 23 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hij, die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde aanslag, binnen zes weken na dagtekening van het aanslagbiljet een bezwaarschrift indienen bij de inspecteur.
2.2 Het bezwaarschrift is, gelet op het onder 1.1 en 1.2 vermelde, niet binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag bij de inspecteur binnengekomen.
2.3 Belanghebbende heeft nog gesteld dat hij op 26 oktober 2003 al een bezwaarschrift heeft verzonden. De inspecteur heeft echter medegedeeld deze brief niet te hebben ontvangen. Belanghebbende -op wie ten deze de bewijslast rust- heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit wel zo is.
2.4 Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat belanghebbende terecht door de inspecteur niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar.
2.5 Er zijn geen omstandigheden gesteld of aannemelijk geworden op grond waarvan van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb kan worden gesproken. Belanghebbende heeft weliswaar gesteld dat hij er te laat achter kwam dat zijn gemachtigde de post zelfstandigenaftrek niet invulde op de aangifte, maar deze omstandigheid -wat daar overigens van zij- komt voor risico van belanghebbende.
2.6 Het beroep moet gelet op het voorgaande ongegrond worden verklaard.
3. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. De beslissing
Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 2 maart 2006 door mr. J. Huiskes, raadsheer en voorzitter, mr. F.J.W. Drion, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Vijver en ondertekend door voornoemde voorzitter.
De griffier was verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Op 8 maart 2006 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.