ECLI:NL:GHLEE:2005:AU8936

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
28 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Rolnummer 0400310
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Zuidema
  • A. Kuiper
  • J. Breemhaar
  • H. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van CAO-bepaling omtrent ploegendiensttoeslag en nachttoeslag in arbeidsrelatie tussen werknemer en werkgever

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, stond de vraag centraal of de appellant, een chauffeur werkzaam bij Christian Salvesen Nederland B.V., recht had op een ploegendiensttoeslag zoals vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). De appellant had in eerste aanleg een vordering ingesteld, die door de kantonrechter was afgewezen. De appellant stelde dat hij aanspraak maakte op de ploegendiensttoeslag, terwijl de werkgever dit betwistte. Het hof oordeelde dat de uitleg van de CAO-bepalingen cruciaal was voor de uitkomst van de zaak. De appellant had vijf grieven ingediend, die gezamenlijk door het hof werden behandeld.

Het hof concludeerde dat de appellant niet voldeed aan de criteria voor ploegendienst zoals gedefinieerd in de CAO. De CAO vereiste dat er sprake moest zijn van een rouleersysteem met vaste aanvangstijden en dat er ten minste twee diensten per etmaal moesten zijn. Het hof oordeelde dat de werkzaamheden van de appellant niet voldeden aan deze voorwaarden, aangezien zijn werktijden door de werkgever werden bepaald en niet volgens een vast rooster plaatsvonden. De enkele omstandigheid dat de appellant met andere chauffeurs werkte, voldeed niet aan de definitie van ploegendienst.

Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de appellant in de kosten van het geding in hoger beroep. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige uitleg van CAO-bepalingen en de noodzaak voor werknemers om aan specifieke criteria te voldoen om aanspraak te maken op bepaalde toeslagen.

Uitspraak

Arrest d.d. 28 december 2005
Rolnummer 0400310
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser resp. geopposeerde,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr P. Tuinman,
tegen
Christian Salvesen Nederland B.V.,
gevestigd te `s-Hertogenbosch,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde resp. opposante,
hierna te noemen: CS,
procureur: mr V.M.J. Both.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 26 augustus 2003 en 9 maart 2004 (de vermelding '9 maart 2003' in de kop van het laatst genoemde vonnis is een kennelijke misslag) door de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden, hierna aan te duiden als de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 4 juni 2004 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis van 9 maart 2004 met dagvaarding van CS tegen de zitting van 14 juli 2004.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
te vernietigen het vonnis op 9 maart 2004 door de Rechtbank Leeuwarden, Sector Kanton, Locatie Leeuwarden tussen partijen in verzet gewezen waarvan beroep, en, opnieuw rechtdoende Christian Salvesen alsnog, te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] te voldoen:
primair
a. de som van Euro 4.687,85 bruto (zegge vierduizend zeshonderd zevenentachtig euro en vijfentachtig cent) terzake van de inkomensschade als gevolg van onjuiste toepassing van het toeslagensysteem over de periode 19 maart 1997 tot en met 07 juli 2003;
b. de som van Euro 375,03 bruto (zegge driehonderd vijfenzeventig euro en drie cent) ter zake van de vakantietoeslag berekend over het bedrag aan loon onder sub a;
c. de som van Euro 140,64 bruto (zegge honderd veertig euro en vierenzestig cent) ter zake van de eindejaarsuitkering berekend over het bedrag aan loon onder sub a;
d. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over alle onder sub a t/m c genoemde loonbedragen, alsmede over de opeisbare loonbedragen na 7 juli 2003 waarbij geen rekening is gehouden met de ploegentoeslag van 10%;
e. de wettelijke rente over het onder sub a t/m d gevorderde;
f. het functieloon à Euro 1.722,56 netto per vier weken alsmede 10% ploegentoeslag, verschuldigd voor iedere periode van vier weken vanaf 7 juli 2003 tot aan de dag waarop de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn beëindigd.
g. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van Euro 454,00;
subsidiair
Voor zover het gevorderde onder punt a tot en met f niet kan worden toegewezen, dan verzoekt [appellant] Uw Gerechtshof het onder punt a tot en met f gevorderde toe te wijzen rekening houdende met een ploegentoeslag van 7,5%
II
Voorzover Christian Salvesen de omvang van de vordering betwist verzoekt [appellant] Uw Gerechtshof bij tussenarrest Christian Salvesen op te dragen alsdan een volledig conform nader bij Memorie van Grieven aan te voeren stellingen gespecificeerde berekening over te leggen.
III
En met veroordeling van Christian Salvesen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep."
Bij memorie van antwoord is door CS verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] niet te ontvangen in zijn grieven, althans dat hem deze dienen te worden ontzegd, onder bekrachtiging van het vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden, Sector Kanton, Locatie Leeuwarden van 9 maart 2004, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het beroep."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en heeft het hof een dag bepaald voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft vijf grieven opgeworpen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in de overwegingen 4 tot en met 6 van het bestreden vonnis is geen grief opgeworpen, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan, welke feiten het hof hierna zal herhalen onder aanvulling van enkele feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan.
2. Bedoelde vaststaande feiten zijn de volgende:
(i) [appellant] is sedert 24 april 1995 bij CS werkzaam in de functie van chauffeur voor 40 uur per week.
(ii) Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen waren achtereenvolgens van toepassing de onderscheiden collectieve arbeidsovereenkomsten voor het beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen, hierna in enkelvoud te noemen de CAO.
(iii) [appellant] heeft sedert 1 juli 2003 een salaris genoten van Euro 1.756,80 bruto per vier weken; daarnaast ontving hij een toeslag ééndaagse nachtritten, hierna te noemen nachttoeslag, voor de uren gewerkt tussen 20.00 en 04.00 uur.
(iv) De CAO vermeldt tot 1 april 2003 omtrent de ploegendiensttoeslag:
'Artikel 30
Toeslag voor het werken in ploegen
1. Onder ploegendienst wordt verstaan het verrichten van werkzaamheden in een rouleersysteem volgens een rooster met vaste aanvangstijden. Hierbij dient tenminste sprake te zijn van twee diensten per etmaal gedurende 5 dagen per week of 10 dagen per twee weken. Tussen de aanvangstijdstippen van twee diensten dient tenminste 8 uur te liggen.
In het rooster dient opgenomen te worden de plaats van aanvang en einde van de dienst. Het rooster moet tenminste werkzaamheden voor een periode van 4 weken omvatten.
Indien de werkgever besluit tot het instellen van een ploegendienst, zal het rooster worden uitgevoerd door en in overleg met een tevoren aangezochte ploeg werknemers.
2. Indien de werknemer arbeid verricht in ploegendienst ontvangt hij:
- In een systeem van 2 ploegen met een vroege dienst die begint op of na 05.00 uur en een late dienst die begint op of na 14.00 uur een toeslag van 7,5%;
- In een systeem van 2 ploegen met een dagdienst en een nachtdienst die begint op of na 22.00 uur danwel eindigt na 02.00 uur een toeslag van 10%;
- In een systeem van 3 of meer ploegen een toeslag van 12,5% van het voor hem geldende functieloon.
3. Indien in een onderneming op 1 april 1979 een hogere toeslag werd betaald dan genoemd in lid 2 blijft die toeslag van toepassing.'
(v) De CAO vermeldt sedert 1 april 2003 omtrent de ploegendiensttoeslag:
'Artikel 36
Ploegendiensttoeslag
1. Onder ploegendienst wordt verstaan het structureel verrichten van werkzaamheden in een rouleersysteem volgens een dienstrooster. Hierbij dient tenminste sprake te zijn van twee diensten per etmaal gedurende 5 dagen per week of 10 dagen per twee weken. Tussen de aanvangstijdstippen van twee diensten dienen tenminste 8 uren te liggen.
Indien de werkgever besluit tot het instellen van een ploegendienst, zal het dienstrooster worden uitgevoerd door en in overleg met een tevoren aangezochte ploeg werknemers.
2. Indien de werknemer arbeid verricht in ploegendienst ontvangt hij:
- In een systeem van 2 ploegen met een vroege dienst die begint op of na 05.00 uur en een late dienst die begint op of na 14.00 uur een toeslag van 7,5% van het voor hem geldende functieloon;
- In een systeem van 2 ploegen met een dagdienst en een nachtdienst die begint op of na 22.00 uur danwel eindigt na 02.00 uur een toeslag van 10% van het voor hem geldende functieloon;
- In een systeem van 3 of meer ploegen een toeslag van 12,5% van het voor hem geldende functieloon.
3. Indien in een onderneming op 1 april 1979 een hogere toeslag werd betaald dan genoemd in lid 2 blijft die toeslag van toepassing.'
(vi) De CAO vermeldt sedert 1 april 2003 in art. 3 omtrent het hiervoor genoemde dienstrooster (zie art. 36 van de CAO, als aangehaald in deze rechtsoverweging onder (v)):
'Artikel 3
Definities
In deze overeenkomst (verder te noemen „de CAO") wordt verstaan onder:
1. (...)
15. Dienstrooster:
het op een tijdvak van een of meer weken betrekking hebbende schema, waarop wordt aangegeven in welke diensten en op welke dagen en uren de werknemer zijn functie dient te vervullen dan wel roostervrije tijd wordt genoten.
(...).'
(vii) De CAO vermeldt naar de versie 1998 omtrent de nachttoeslag:
'Artikel 31
Toeslag ééndaagse nachtritten
Voor ééndaagse nachtritten wordt voor de diensturen gelegen tussen 20.00 en 04.00 uur een vergoeding van ƒ 4,- bruto per uur toegekend.
Er kan hierbij geen samenloop zijn met een ploegendiensttoeslag.'
Genoemd bedrag van ƒ 4,-- bruto per uur is per 1 april 1999 verhoogd tot ƒ 4,50 bruto per uur, per 1 april 2001 tot ƒ 4,57 ( Euro 2,07) bruto per uur en per 1 april 2002 tot Euro 2,11 bruto per uur.
(viii) De CAO vermeldt sedert 1 april 2003 omtrent de nachttoeslag:
'Artikel 37
Toeslag ééndaagse nachtritten
Per 1 april 2003 wordt voor ééndaagse nachtritten voor de diensturen gelegen tussen 20.00 uur en 04.00 uur een vergoeding van Euro 2,11 bruto per uur toegekend. Dit bedrag wordt per 1 juli 2003 verhoogd naar Euro 2,15 bruto per uur. Bij samenloop van de toeslag ééndaagse nachtritten met de ploegendiensttoeslag in de zin van artikel 36 komt enkel de ploegendiensttoeslag tot uitkering.'
Kern van het geschil
3. Partijen houdt verdeeld de vraag of [appellant] aanspraak kan maken op een ploegendiensttoeslag, gelijk die in de CAO is voorzien, zoals [appellant] heeft gesteld en CS heeft betwist. Het geschilpunt behelst derhalve een vraag van uitleg van de betrokken CAO-bepaling. De kantonrechter heeft eerstbedoelde vraag ontkennend beantwoord en bijgevolg de vordering van [appellant], zoals die na de in eerste aanleg bij akte van 21 oktober 2003 gedane wijziging van eis luidt, onder vernietiging van het genoemde verstekvonnis van 26 augustus 2003 afgewezen.
De grieven
4. De grieven leggen de zaak in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor. Het hof zal daarom de grieven gezamenlijk behandelen.
5. Voorop gesteld moet worden dat naar vaste rechtspraak bij de uitleg van een CAO-bepaling de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst en een eventuele schriftelijke toelichting daarop, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn en dat het daarbij niet aankomt op een grammaticale uitleg van de tekst van de betrokken bepaling, maar op het vaststellen van de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen van de CAO, waarbij, naast de taalkundige betekenis, ook dient te worden acht geslagen op de kenbare ratio, strekking en systematiek van de regeling waartoe de bepaling behoort, en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe verschillende, op zichzelf mogelijke, tekstinterpretaties zouden leiden (zie over deze zogeheten CAO-norm recent: HR 11 november 2005, nr. C04/248, LJN: AU3719).
6. Gelet op het hiervoor overwogene, dient het bepaalde in de CAO omtrent de ploegendiensttoeslag en de nachttoeslag - de betrokken bepalingen in het bijzonder bezien in onderling verband - aldus te worden verstaan dat bij een dreigende samenloop van beide toeslagen de aanspraak op de ploegendiensttoeslag vóórgaat en die aanspraak de aanspraak op nachttoeslag uitsluit.
7. Vaststaat dat [appellant] feitelijk een nachttoeslag heeft genoten. Gelet op het hiervoor overwogene, is de vraag derhalve of [appellant] in plaats van een aanspraak op nachttoeslag een aanspraak op ploegendiensttoeslag toekomt over de periode vanaf 19 maart 1997, waarbij het hof aantekent dat de zwaarte van de door [appellant] verrichte werkzaamheden voor het antwoord op die vraag geen rol speelt.
8. Het hof kan, evenals de kantonrechter, [appellant] niet volgen in zijn gedachtegang dat de wijze waarop hij zijn werkzaamheden feitelijk verricht, betekent dat hij in ploegendienst werkzaam is. Uit het bepaalde in de CAO, zoals die tot 1 april 2003 en evenzo zoals die sedertdien gold, komt naar voren dat een ploegendienst een aantal werknemers, een ploeg, veronderstelt dat dagelijks in afwisseling met één of meer andere ploegen (in de CAO aangeduid als 'rouleersysteem'), gedurende een zekere periode volgens een bepaald patroon van werktijden (in de CAO aangeduid als 'volgens een rooster met vaste aanvangstijden' respectievelijk 'volgens een dienstrooster') werkzaam is.
9. De enkele omstandigheid dat [appellant] met een drietal werknemers de bezetting vormt van een tweetal vrachtwagens in het zogenaamde shuttlerooster in die zin dat elk van de vrachtwagens telkens door één chauffeur wordt bediend, zoals uit de gedingstukken blijkt, betekent nog niet dat [appellant] in ploegendienst werkzaam is. [appellant] kan weliswaar worden toegegeven dat van een zeker roulerend element sprake is in die zin dat elk van de vrachtwagens in de loop van de dag achtereenvolgens door twee van de vier chauffeurs wordt bediend, zoals uit de gedingstukken blijkt, maar van het werkzaam zijn van [appellant] in een ploeg in afwisseling met een andere ploeg is te dezen niet gebleken. De werktijden van [appellant] worden binnen zekere grenzen door de werkgever naar diens behoefte ten aanzien van de door [appellant] te berijden vrachtwagen van dag tot dag bepaald, zoals uit de gedingstukken blijkt, welke bepaling tevens geschiedt zonder dat de aanvang en het einde van de werkzaamheden van de chauffeur die de andere vrachtwagen berijdt, daarmee noodzakelijkerwijs moeten samenvallen.
10. Naar het oordeel van het hof is derhalve niet voldaan aan de criteria 'rouleersysteem' en volgens 'de rooster met vaste aanvangstijden' respectievelijk 'volgens dienstrooster'. Het hof deelt niet de door [appellant] bepleite uitleg van de in geding zijnde CAO-bepalingen, die er op neer komt dat ook situaties die met een ploegendienst enige gelijkenis vertonen, daaronder dienen te worden geschaard, omdat zulks voordeliger is voor de werknemer. Een dergelijke uitlegregel heeft de Hoge Raad in het arrest van 11 april 2003, NJ 2003, 430 waarop [appellant] zich beroept, juist uitdrukkelijk verworpen.
11. De grieven falen derhalve.
De slotsom.
12. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep. Deze kosten zullen worden berekend naar het liquidatietarief voor de hoven (tarief II; 1 pt à Euro 632,--).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van CS tot aan deze uitspraak op Euro 241,-- aan verschotten en Euro 632,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Zuidema, voorzitter, Kuiper en Breemhaar, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 28 december 2005.