ECLI:NL:GHLEE:2005:AU8675

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
0500406 en 0500407
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegankelijkheid van CNV Bedrijvenbond in hoger beroep tegen Arriva Openbaar Vervoer NV

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 december 2005 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door de Ondernemingsraad van Arriva Openbaar Vervoer NV en FNV Bondgenoten tegen een beschikking van de rechtbank te Leeuwarden. De rechtbank had Arriva ontvankelijk verklaard in haar verzoek om vervangende toestemming voor de invoering van een nieuwe dienstregeling per 9 januari 2005. FNV Bondgenoten en de Ondernemingsraad waren het hier niet mee eens en hebben hoger beroep ingesteld. CNV Bedrijvenbond heeft zich in dit hoger beroep gevoegd, maar het hof heeft in het incident tot voeging geoordeeld dat CNV Bedrijvenbond niet ontvankelijk is in haar verzoek tot voeging in de hoofdzaak. Het hof heeft echter wel geoordeeld dat CNV Bedrijvenbond als belanghebbende kan worden aangemerkt en dat zij in de hoofdzaak kan deelnemen. Het hof heeft de zaak verder behandeld en bepaald dat CNV Bedrijvenbond als partij wordt aangemerkt in de hoofdzaak. De kosten van het incident zijn voor rekening van CNV Bedrijvenbond, die in het ongelijk is gesteld. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een derde partij kan worden toegelaten in een verzoekschriftprocedure en de bescherming van belangen van derden in dergelijke procedures.

Uitspraak

Beschikking d.d. 21 december 2005
Rekestnummers 0500406 en 0500407
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking in het incident tot voeging (in de zaak onder rekestnummer 0500407) op verzoek van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid CNV Bedrijvenbond,
gevestigd te Houten,
verzoekster in het incident,
hierna te noemen: CNV Bedrijvenbond,
procureur mr P. Tuinman,
advocaat mr L.J.M. van Westerlaak,
in de hoofdzaak onder rekestnummer 0500406
van
1. de Ondernemingsraad van Arriva Openbaar Vervoer NV,
gevestigd te Heerenveen,
hierna te noemen: de ondernemingsraad,
appellant in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
procureur mr P. Sieswerda,
advocaat mr A. Joosten,
2. de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging FNV Bondgenoten,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: FNV Bondgenoten,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr P. Sieswerda,
advocaat mr R. van der Stege,
tegen
de naamloze vennootschap Arriva Openbaar Vervoer NV,
gevestigd te Heerenveen,
hierna te noemen: Arriva,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr J.V. van Ophem,
advocaat mr P.H.E. Voûte.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 11 augustus 2005 heeft de rechtbank te Leeuwarden, sector kanton, locatie Heerenveen (hierna te noemen: de kantonrechter)
- in conventie, Arriva ontvankelijk verklaard in haar inleidend verzoek en aan Arriva, overeenkomstig dat inleidend verzoek, vervangende toestemming verleend als bedoeld in artikel 27 lid 4 van de WOR voor de invoering per 9 januari 2005 van de huidige dienstregeling, alsmede
- in reconventie, FNV Bondgenoten ontvankelijk verklaard in het door haar gedane (zelfstandig) verzoek en dit verzoek alsmede het (zelfstandig) verzoek van de ondernemingsraad afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 5 oktober 2005, hebben de ondernemingsraad en FNV Bondgenoten hoger beroep ingesteld van de beschikking van 11 augustus 2005 van de kantonrechter en verzocht deze beschikking te vernietigen en opnieuw beslissende:
* primair
- in conventie, Arriva alsnog niet ontvankelijk te verklaren in haar inleidend verzoek aan de kantonrechter tot het verlenen van vervangende instemming als bedoeld in artikel 27 lid 4 WOR voor de invoering per 9 januari 2005 van de huidige werktijdenregeling, alsmede
- in reconventie, Arriva alsnog te verplichten zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van de werktijdenregeling van 9 januari 2005 vanaf vier weken na de door het gerechtshof in deze te wijzen beschikking, op verbeurte van een dwangsom van euro 5.000,- voor elke dag dat Arriva dit verbod overtreedt;
* en subsidiair
- in conventie, Arriva geen vervangende instemming als bedoeld in artikel 27 lid 4 WOR te verlenen voor de invoering per 9 januari 2005 van de huidige werktijdenregeling, alsmede
- in reconventie, Arriva te verplichten zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van de werktijdenregeling van 9 januari 2005 vanaf vier weken na de door het gerechtshof in deze te wijzen beschikking, op verbeurte van een dwangsom van euro 5.000,- voor elke dag dat Arriva dit verbod overtreedt;
* en tot slot, Arriva te veroordelen in de kosten in beide instanties.
CNV Bondgenoten heeft bij beroepschrift, tevens houdende een incidenteel verzoek tot voeging ex artikel 282 jo 362 Rv, ingekomen ter griffie van het hof op 7 oktober 2005, verzocht
I. te worden toegelaten als gevoegde partij in het geding de ondernemingsraad en FNV Bondgenoten enerzijds en Arriva anderzijds;
en
II. primair,
de beschikking van de kantonrechter van 11 augustus 2005 te vernietigen en opnieuw rechtdoende, in conventie Arriva niet ontvankelijk te verklaren in haar inleidend verzoek aan de kantonrechter tot het verlenen van vervangende instemming als bedoeld in artikel 27 lid 4 WOR voor de invoering per 9 januari 2005 van de huidige werktijdenregeling, alsmede in reconventie, Arriva te verplichten zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van de werktijdenregeling van 9 januari 2005 vanaf vier weken na de door het gerechtshof in deze te wijzen beschikking, op verbeurte van een dwangsom van euro 5.000,- voor elke dag dat Arriva dit verbod overtreedt,
althans subsidiair,
in conventie, Arriva geen vervangende instemming als bedoeld in artikel 27 lid 4 WOR te verlenen voor de invoering per 9 januari 2005 van de huidige werktijdenregeling, alsmede in reconventie, Arriva te verplichten zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van de werktijdenregeling van 9 januari 2005 vanaf vier weken na de door het gerechtshof in deze te wijzen beschikking, op verbeurte van een dwangsom van euro 5.000,- voor elke dag dat Arriva dit verbod overtreedt.
Arriva heeft bij verweerschrift in het incident, ingekomen ter griffie van het hof op 25 oktober 2005, de verzoeken van CNV Bedrijvenbond bestreden en verzocht, primair CNV Bedrijvenbond niet ontvankelijk te verklaren in het door haar onder I en II verzochte en subsidiair, ingeval CNV Bedrijvenbond ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek tot voeging, een datum te bepalen waarop Arriva de gelegenheid krijgt om inhoudelijk te reageren op de door CNV Bedrijvenbond naar voren gebrachte brief.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken van het geding.
Ter zitting van 29 november 2005 is behandeld het verzoek in het incident (de zaak onder rekestnummer 0500407) alsmede, met instemming van CNV Bedrijvenbond en Arriva als ter zitting aanwezige partijen, in de hoofdzaak (de zaak onder rekestnummer 0500406) de vraag naar de ontvankelijkheid van het hoger beroep van CNV Bedrijvenbond in die procedure.
De beoordeling
1. CNV Bedrijvenbond verzoekt in het incident, waarop punt I van haar petitum betrekking heeft, te worden toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van de ondernemingsraad en FNV Bondgenoten in de procedure die onder rekestnummer 0500406 aanhangig is tussen de ondernemingsraad en FNV Bondgenoten enerzijds en Arriva anderzijds. CNV Bedrijvenbond meent dat voeging, waarbij zij als derde zich schaart aan de zijde van de ondernemingsraad en FNV Bondgenoten en waarbij niet meer wordt beoogd dan toewijzing van de vordering van beide laatstgenoemde partijen in de hoofdzaak, ook is toegestaan in de verzoekschriftprocedure.
2. Anders dan CNV Bedrijvenbond ingang wil doen vinden, is naar het oordeel van het hof in een verzoekschriftprocecure geen plaats voor een incidenteel verzoek tot voeging. Artikel 217 Rv maakt deel uit van de tweede titel van boek 1 (afdeling 10, paragraaf 3) Rv, welke titel betrekking heeft op de dagvaardingsprocedure in eerste aanleg. In de artikelen betrekking hebbende op de verzoekschriftprocedure in eerste aanleg dan wel in hoger beroep, is geen vergelijkbaar dan wel een naar artikel 217 Rv verwijzend artikel opgenomen. De verzoekschriftenprocedure kent een eigen regeling voor de wijze waarop derden (in de zin van anderen dan de oorspronkelijk verzoeker en verweerder) aan het geding kunnen deelnemen, waarover hierna meer.
3. Het vorenstaande brengt mee dat CNV Bedrijvenbond niet kan worden ontvangen in haar incidenteel verzoek tot voeging in voornoemde onder rekestnummer 0500406 bij het hof aanhangige (hoofd)zaak.
4. De omstandigheid dat voeging op grond van de wet in een verzoekschriftprocedure niet mogelijk is, betekent echter niet dat (het belang van) CNV Bedrijvenbond in het geheel niet kan worden betrokken in de onder rekestnummer 0500406 bij het hof aanhangige procedure tussen de ondernemingsraad en FNV Bondgenoten enerzijds en Arriva anderzijds.
5. In een verzoekschriftprocedure worden de belangen van derden immers beschermd doordat ingevolge artikel 282 Rv iedere belanghebbende in eerste aanleg dan wel ingevolge artikel 362 Rv in verbinding met artikel 282 Rv in hoger beroep een verweerschrift kan indienen en doordat ingevolge artikel 358 lid 2 Rv ook een in eerste aanleg niet verschenen belanghebbende hoger beroep kan instellen.
6. De vraag wie als belanghebbende kan worden aangemerkt dient voor ieder type verzoekschriftprocedure uit de aard van de procedure en de daarmee verband houdende wetsbepalingen te worden afgeleid.
7. De (hoofd)zaak tussen ondernemingsraad en FNV Bondgenoten enerzijds en Arriva anderzijds gaat het om -kort gezegd- de reikwijdte en strekking van artikel 27 WOR mede bezien in het licht van artikel 19 van de CAO Openbaar Vervoer.
8. CNV Bedrijvenbond heeft onweersproken gesteld dat zij partij is bij de CAO Openbaar Vervoer en dat deze CAO van toepassing is binnen Arriva alsmede dat zij als vakvereniging de behartiging van de belangen van haar leden als werknemers in haar statuten ten doel heeft gesteld en dat een aantal van deze leden werkzaam is bij Arriva.
9. Gelet op rechtsoverwegingen 7 en 8 is het hof van oordeel dat CNV Bedrijvenbond in de hoofdzaak kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende en in die hoedanigheid kan deelnemen aan de verzoekschriftprocedure. De omstandigheid dat CNV Bedrijvenbond in eerste aanleg niet is aangemerkt als belanghebbende en evenmin zelf te kennen heeft gegeven als belanghebbende in het geding in eerste aanleg te willen worden betrokken, staat hieraan niet in de weg.
10. In aanmerking genomen dat CNV Bedrijvenbond als rechtstreeks belanghebbende tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter van 11 augustus 2005, kan CNV Bedrijvenbond worden ontvangen in haar hoger beroep tegen deze beschikking.
11. CNV Bedrijvenbond heeft ter zitting in hoger beroep nadrukkelijk aangegeven dat haar verzoek gelijkluidend is aan het verzoek van de ondernemingsraad en FNV Bondgenoten en dat zij in hoger beroep uitsluitend beoogt toewijzing van het verzoek van de ondernemingsraad en FNV Bondgenoten, ook na een eventuele wijziging van het verzoek van laatstgenoemden in de loop van de procedure in hoger beroep.
12. Gelet op deze uitdrukkelijke verklaring is het hof van oordeel dat het verzoek van CNV Bedrijvenbond in hoger beroep niet is aan te merken als een -ingevolge artikel 362 Rv niet toegestaan- voor het eerst in hoger beroep gedaan zelfstandig verzoek. CNV Bedrijvenbond kan daarom worden ontvangen in haar verzoek in hoger beroep.
13. Ter zitting in hoger beroep is aan de orde gekomen dat Arriva op 25 november 2005 in de hoofdzaak een verweerschrift heeft ingediend. Arriva heeft ter zitting verklaard dat zij afziet van de mogelijkheid om afzonderlijk verweer te voeren tegen het door CNV Bedrijvenbond ingediende beroepschrift tegen de beschikking van 11 augustus 2005 van de kantonrechter nu de gronden en het petitum van dit beroepschrift niet afwijken van de gronden en het petitum van het door de ondernemingsraad en FNV Bondgenoten ingediende beroepschrift.
14. Het vorenstaande brengt mee dat het hof in de (hoofd)zaak onder rekestnummer 0500406 op de gebruikelijke wijze een datum voor de voortgezette mondelinge behandeling zal bepalen waarbij CNV Bedrijvenbond als partij zal worden aangemerkt.
15. CNV Bedrijvenbond dient als de in het incident tot voeging in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het incident (1 punt, tarief II, eerste aanleg).
De beslissing
Het gerechtshof:
in het incident onder rekestnummer 0500407
verklaart CNV Bedrijvenbond niet ontvankelijk in haar verzoek tot voeging in de bij het hof onder rekestnummer 0500406 aanhangige hoofdzaak;
veroordeelt CNV Bedrijvenbond in de kosten van het incident, aan de zijde van Arriva gesteld op een bedrag van euro 291,- aan griffierechten en euro 452,- aan salaris van de procureur;
in de hoofdzaak onder rekestnummer 0500406
bepaalt dat de zaak op een nader te bepalen datum verder zal worden behandeld, waarbij CNV Bedrijvenbond als partij wordt aangemerkt.
Aldus gegeven door mrs Kuipers, voorzitter, Wachter en Postma, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier, ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 21 december 2005.