2. Het gaat in dit kort geding, voor zover van belang - en samengevat - om het volgende.
2.1. De Schutse is een kerkgenootschap in de zin van art. 2:2 BW en bezit als zodanig rechtspersoonlijkheid. De Schutse is met andere Baptistengemeenten verenigd in de Unie van Baptistengemeenten.
2.2. [geïntimeerde] is met ingang van 20 januari 2002 als voorganger van De Schutse aangesteld. Daaraan voorafgaand heeft in oktober 2001 een kennismakingsgesprek tussen het dagelijks bestuur van De Schutse en [geïntimeerde] plaatsgevonden. Daarbij zijn de inhoud en omvang van zijn werkzaamheden alsmede zijn beloning daarvoor afgesproken.
2.3. [geïntimeerde] is vanaf zijn aanstelling woonachtig geweest in de pastorie, gelegen aan [adres].
2.4. Op 8 januari 2004 heeft [geïntimeerde] zich ziek gemeld bij de raad van De Schutse.
2.5. Per e-mail en aangetekend schrijven van 21 januari 2004 heeft de interim-raad van De Schutse aan [geïntimeerde] meegedeeld dat de ledenvergadering van De Schutse op 19 januari 2004 heeft besloten: 1. dat zij met ingang van heden, 19 januari 2004, geen prijs meer stelt op de diensten (geheel van werkzaamheden) van ds. [geïntimeerde] als voorganger, en 2. dat zij zorgdraagt voor een zorgvuldige afwikkeling met ds. [geïntimeerde], waartoe zij de interim-raad mandaat geeft.
2.6. Door en namens [geïntimeerde] is bij herhaling tegen dit besluit geprotesteerd en is gesommeerd tot betaling van traktement/salaris en onkostenvergoeding. [geïntimeerde] heeft sedert 1 februari 2004 geen traktement en onkostenvergoedingen ontvangen.
2.7. [geïntimeerde] heeft in kort geding veroordeling gevorderd van De Schutse tot betaling van 1) het traktement en onkostenvergoeding met ingang van 1 februari 2004 en zolang de verbintenis tussen [geïntimeerde] en De Schutse rechtens voorduurt, 2) de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW van 50% over het traktement, 3) een bedrag van euro 350,-- ten titel van voorschot op de buitengerechtelijke kosten.
Voorts heeft [geïntimeerde] gevorderd veroordeling van [voorzitter] en
[secretaris], zulks in hun hoedanigheid van voorzitter respectievelijk secretaris van de interim-raad van De Schutse, om namens De Schutse uitvoering te geven aan de hiervoor sub 1, 2 en 3 genoemde veroordelingen, alsook veroordeling van De Schutse, [voorzitter] en [secretaris] in de kosten van het geding.
2.8. De Schutse, [voorzitter] en [secretaris] hebben verweer gevoerd, terwijl De Schutse in reconventie heeft gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen: I. tot voldoening bij wege van voorschot van alle kosten die door De Schutse worden gemaakt terzake van het contract KPN Telecom inzake telefoonnummer [telefoonnummer] voor zover deze betrekking hebben op de periode vanaf 1 maart 2004 tot de datum waarop het gebruik door [geïntimeerde] van dat telefoonnummer zal zijn beëindigd,
II. tot ontruiming met ingang van 15 mei 2004 van de pastorie aan [adres], en III. tot betaling van de kosten van zowel de reconventionele als de conventionele vordering.
[geïntimeerde] heeft de reconventionele vordering weersproken.
2.9. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 19 mei 2004 in conventie De Schutse veroordeeld om aan [geïntimeerde] te voldoen een bedrag van euro 2.692,30 bruto per maand, vermeerderd met de toeslag/vergoeding voor diverse onkosten ad
euro 515,-- per maand, zulks met ingang van de maand februari 2004 en zolang de verbintenis tussen [geïntimeerde] en De Schutse rechtens voortduurt, alsmede de wettelijke verhoging van 10% over het bruto bedrag van euro 2.692,30 per maand voor wat betreft de op het tijdstip van betekening van het vonnis achterstallige termijnen. Voorts zijn [voorzitter] en [secretaris] veroordeeld om namens De Schutse uitvoering te geven aan de genoemde veroordelingen en zijn zij met De Schutse veroordeeld in de kosten van de conventie. In reconventie is [geïntimeerde] veroordeeld om aan De Schutse bij wijze van voorschot te voldoen alle kosten die door [geïntimeerde] worden gemaakt terzake van het contract KPN Telecom inzake telefoonnummer [telefoonnummer] voor zover deze betrekking hebben op de periode vanaf 1 maart 2004 tot de datum waarop het gebruik door [geïntimeerde] van dat telefoonnummer zal zijn beëindigd, terwijl de proceskosten zijn gecompenseerd. In conventie en in reconventie is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is het meer of anders gevorderde afgewezen.
2.10. Op 3 mei 2004 heeft De Schutse aan de Raad van de Unie van Baptisten Gemeenten in Nederland (hierna: de Unie) verzocht: I. te verklaren dat op grond van het binnen de Unie geldende kerkelijk recht de verhouding tussen [geïntimeerde] als voorganger en De Schutse geen arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht bestond, maar dat dit een relatie betrof die wordt beheerst door kerkelijk recht;
II. uit te spreken dat [geïntimeerde] sinds 8 januari 2004, althans met ingang van een door de Unie in goede justitie te bepalen datum, heeft opgehouden voorganger van De Schutse te zijn en de tussen partijen bestaand hebbende relatie met ingang van diezelfde datum is beëindigd; III. vast te stellen dat met ingang van de sub II genoemde datum [geïntimeerde] en de zijnen geen recht meer hebben de pastorie aan [adres] te bewonen; IV. vast te stellen of in het kader van de beëindiging De Schutse gehouden is uit coulance jegens [geïntimeerde] aan bepaalde door de Unie te stellen voorwaarden te voldoen.
2.11. Bij uitspraak van 6 november 2004 heeft het Scheidsgerecht van de Unie zich niet bevoegd verklaard het verzoek van De Schutse in behandeling te nemen omdat dit verzoek is ingediend voordat het Arbitragereglement in werking is getreden en voordat het Scheidsgerecht is ingesteld.
2.12. De Schutse heeft bij verzoekschrift d.d. 3 juni 2004 de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Meppel (hierna: de kantonrechter), verzocht de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde], zo deze zou blijken te bestaan, op grond van veranderde omstandigheden te ontbinden. Na daartegen door [geïntimeerde] gevoerd verweer heeft de kantonrechter bij beschikking van 15 juli 2004 de arbeidsovereenkomst tussen De Schutse en [geïntimeerde], voor zover die mocht blijken te bestaan, ingaande 1 augustus 2004 ontbonden, tenzij De Schutse het verzoek uiterlijk op 30 juli 2004 heeft ingetrokken, onder toekenning aan [geïntimeerde] ingeval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, onder dezelfde voorwaarde, van een vergoeding van euro 15.000,-- bruto.
2.13. Op 24 november 2004 heeft De Schutse het Scheidsgerecht van de Unie verzocht nogmaals een beslissing te nemen op de geschilpunten die reeds in het onder 2.10 genoemde verzoekschrift aan de Unie waren verwoord.
2.14. Bij uitspraak van 10 februari 2005 heeft het Scheidsgerecht zich niet bevoegd verklaard over het verzoek d.d. 24 november 2004 van De Schutse een bindende uitspraak te doen.
2.15. [geïntimeerde] heeft de pastorie op 17 juni 2005 ontruimd en verlaten.