ECLI:NL:GHLEE:2005:AU2510

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 722/04 Fosfaatheffing
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar tegen fosfaatheffing

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de ontvankelijkheid van het bezwaar van de belanghebbende tegen de fosfaatheffing centraal. De belanghebbende had op 3 februari 2004 de inspecteur verzocht om de belastbare hoeveelheid fosfaat van de jaren 2001 en 2002 te verrekenen met die van de jaren 1998 tot en met 2000. Dit verzoek werd door de inspecteur afgewezen op 2 maart 2004. De belanghebbende ging in bezwaar, maar dit bezwaar werd op 2 juli 2004 door de inspecteur afgewezen. Hierop volgde een beroepschrift dat op 10 augustus 2004 bij het gerechtshof werd ingediend.

De mondelinge behandeling vond plaats op 8 juli 2005, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende niet aanwezig was. De voorzitter van het gerechtshof schorste het onderzoek om de gemachtigde de gelegenheid te geven zich schriftelijk uit te laten over de ontvankelijkheid van het bezwaar. De gemachtigde maakte gebruik van deze gelegenheid, maar de inspecteur gaf aan dat hij instemde met een beslissing zonder nadere mondelinge behandeling.

Het gerechtshof oordeelde dat het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk was, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, en het gerechtshof concludeerde dat deze termijn was overschreden. De gemachtigde had geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een oordeel dat de indiener niet in verzuim was geweest. Het hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de inspecteur, maar verklaarde het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de belanghebbende.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 722/04 09 september 2005
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, vijfde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z (: de belanghebbende) tegen de uitspraak van de inspecteur van het bureau heffingen te Assen, thans de inspecteur van de Dienst Regelingen te Den Haag (: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de na te melden beschikking.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Met dagtekening 3 februari 2004 heeft de belanghebbende de inspecteur verzocht om de belastbare hoeveelheid fosfaat van de jaren 2001 en 2002 te verrekenen met de belastbare hoeveelheid fosfaat van de jaren 1998 tot en met 2000. Bij beschikking, gedagtekend op 2 maart 2004, heeft de inspecteur dit verzoek afgewezen.
1.2. De belanghebbende is tegen deze beschikking in bezwaar gekomen bij een op 14 april 2004 gedagtekende brief. De inspecteur heeft bij de uitspraak van 2 juli 2004 dit bezwaar afgewezen.
1.3. De belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), dat op 10 augustus 2004 is ingekomen bij het gerechtshof.
1.4. De inspecteur heeft op 8 september 2004 een verweerschrift ingediend bij het gerechtshof.
1.5. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het gerechtshof op 8 juli 2005, gehouden te Assen, alwaar namens de inspecteur de heer mr. A aanwezig was, vergezeld van mevrouw mr. B. Belanghebbendes gemachtigde, van wie het gerechtshof vóór de zitting een ontvangstbevestiging met handtekening betreffende de aan hem (aangetekend) gezonden uitnodiging voor de zitting retour heeft ontvangen, is niet ter zitting verschenen.
1.6. Ter zitting heeft de voorzitter het onderzoek geschorst teneinde de gemachtigde van de belanghebbende in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten omtrent de ontvankelijkheid van het bezwaar.
1.7. Van deze gelegenheid heeft de gemachtigde van de belanghebbende gebruik gemaakt bij brief (met bijlage) van 9 augustus 2005. De inspecteur heeft vervolgens bij brief (met bijlagen) van 19 augustus 2005 van de hem geboden mogelijkheid gebruik gemaakt om op de brief van de gemachtigde van de belanghebbende te reageren. De inspecteur heeft hierbij aangegeven er mee in te stemmen dat in de zaak wordt beslist zonder een nadere mondelinge behandeling.
1.8. De gemachtigde van de belanghebbende heeft op 5 september 2005 telefonisch desgevraagd toestemming gegeven voor het achterwege laten van een nadere zitting. Het gerechtshof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
1.9. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten:
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1. Met dagtekening 3 februari 2004 heeft de belanghebbende de inspecteur verzocht om de belastbare hoeveelheid fosfaat van de jaren 2001 en 2002 te verrekenen met de belastbare hoeveelheid fosfaat van de jaren 1998 tot en met 2000.
2.2. Bij beschikking, gedagtekend op 2 maart 2004, heeft de inspecteur dit verzoek afgewezen. Deze voor bezwaar vatbare beschikking is op 3 maart 2004 door de gemachtigde van de belanghebbende ontvangen.
2.3. De belanghebbende is tegen deze beschikking in bezwaar gekomen bij een bezwaarschrift dat is gedagtekend en ter post bezorgd op 14 april 2004. Op 15 april 2004 is dit bezwaarschrift door de inspecteur ontvangen.
2.4. De inspecteur heeft bij de uitspraak van 2 juli 2004 dit bezwaar afgewezen.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
3.1. In geschil is in de eerste plaats het antwoord op de vraag of belanghebbendes bezwaar ontvankelijk is. Bij een bevestigend antwoord op deze vraag is vervolgens in geschil het antwoord op de vraag of de inspecteur het onder punt 2.1 bedoelde verzoek van de belanghebbende terecht heeft afgewezen.
3.2. De belanghebbende is van mening dat hij ontvankelijk is in zijn bezwaar en dat de inspecteur het onder punt 2.1 bedoelde verzoek ten onrechte heeft afgewezen. De inspecteur is een tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.3. Voor een uitvoerige weergave van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1. Ingevolge de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (: Awb) en artikel 41 van de Meststoffenwet juncto de artikelen 22j en 23 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (: AWR), kan hij die bezwaar heeft tegen een aan hem gegeven voor bezwaar vatbare beschikking een bezwaarschrift indienen bij de inspecteur. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die van dagtekening van het afschrift van de voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4.2. Ingevolge artikel 3:41 van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen. Hieruit volgt naar het oordeel van het gerechtshof dat als dag van bekendmaking de dag van verzending - en niet die van ontvangst - geldt.
4.3. Vaststaat dat de onderhavige voor bezwaar vatbare beschikking is gedagtekend op 2 maart 2004 en op 3 maart 2004 door de gemachtigde van de belanghebbende is ontvangen. Hieruit volgt naar het oordeel van het gerechtshof dat deze beschikking uiterlijk op 2 maart 2004 moet zijn verzonden (bekendgemaakt), zodat niet kan worden gezegd dat de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking. Dit houdt in dat de bezwaartermijn aanving op de dag na die van dagtekening van het afschrift van de voor bezwaar vatbare beschikking, ofwel op 3 maart 2004, en eindigde op 13 april 2004. Het bezwaarschrift is derhalve, nu het op 14 april 2004 ter post is bezorgd, naar het oordeel van het gerechtshof niet tijdig ingediend.
4.4. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De gemachtigde van de belanghebbende heeft - daartoe in de gelegenheid gesteld - evenwel geen feiten en omstandigheden gesteld die zouden kunnen leiden tot een dergelijk oordeel.
4.5. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de inspecteur belanghebbendes bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Dit brengt mee dat een beoordeling van het inhoudelijke geschilpunt niet aan de orde kan komen.
5. De proceskosten:
In de omstandigheden van het geval vindt het gerechtshof aan-lei-ding op grond van artikel 8:75 van de Awb de inspecteur te veroordelen in de kos-ten die de belang-hebbende in verband met de behande-ling van het beroep redelij-kerwijs heeft moeten maken. Op grond van het Besluit proces-kosten bestuursrecht bepaalt het gerechtshof deze kosten op € 483,-- (1,5 punt maal € 322,-- maal wegingsfactor 1) ter zake van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten dienen te worden gedragen door de Staat der Nederlanden.
6. De beslissing
Het gerechtshof
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
verklaart het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk;
gelast dat de Staat der Nederlanden het door de belanghebbende betaalde griffierecht ad € 37,-- aan hem vergoedt;
veroordeelt de inspecteur tot betaling van een tegemoetkoming in de proceskosten ten bedrage van € 483,-- en
wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten dient te dragen
Aldus vastgesteld op 9 september 2005 door mr. J.W. Keuning, raadsheer-plaatsvervanger, plaatsvervangend lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, en op die dag in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden door voornoemde raadsheer-plaatsvervanger in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Hiemstra.
Op 14 september 2005 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.