ECLI:NL:GHLEE:2005:AU2293

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/00141
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Bloem
  • W. Wachter
  • A. Willems
  • J. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating van freelancer tot de schuldsaneringsregeling na faillissement

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 april 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van een freelancer tot de schuldsaneringsregeling. De schuldenaar, handelend onder de naam Happy Note Productions, was op eigen verzoek in faillissement verklaard. De rechtbank had eerder zijn verzoek om de schuldsaneringsregeling toe te passen afgewezen, omdat de werkzaamheden van de schuldenaar als freelancer niet in het belang van de boedel zouden zijn. De rechtbank vreesde dat de schuldenaar zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet zou kunnen nakomen, gezien de onregelmatige inkomsten en de afhankelijkheid van bijstandsuitkeringen.

In hoger beroep heeft de schuldenaar betoogd dat zijn freelance activiteiten het karakter van loondienst benaderen, omdat hij zijn inkomsten ontvangt via een artiestenbureau dat belastingen en premies afdraagt. Het hof heeft de argumenten van de schuldenaar overwogen en geconcludeerd dat er geen gegronde vrees bestaat dat hij zijn verplichtingen niet zal nakomen. Het hof heeft daarbij benadrukt dat de schuldenaar inmiddels een bijstandsuitkering heeft aangevraagd en zich inspanningen heeft getroost om aanvullend inkomen te verwerven.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de schuldenaar toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. De zaak is ter verdere afdoening verwezen naar de rechtbank te Leeuwarden. Dit arrest benadrukt de mogelijkheid voor freelancers om in aanmerking te komen voor de schuldsaneringsregeling, mits zij kunnen aantonen dat hun inkomsten en werkzaamheden op een verantwoorde manier kunnen worden beheerd.

Uitspraak

Arrest d.d. 27 april 2005
Rekestnummer 0500141
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest in de zaak van
[schuldenaar],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [schuldenaar],
procureur mr P.R. van den Elst,
advocaat mr F.L. van Lelyveld.
Het geding in eerste aanleg
Bij vonnis van 17 maart 2005 heeft de rechtbank te Leeuwarden afgewezen het verzoek van [schuldenaar] om zijn faillissement op te heffen en gelijktijdig ten aanzien van hem de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 24 maart 2005, heeft [schuldenaar] verzocht voornoemd vonnis te vernietigen en opnieuw beslissende ten aanzien van hem alsnog de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.
[schuldenaar] is in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 5 april 2005 de gronden van het beroepschrift aan te vullen. Bij nader beroepschrift, ingekomen ter griffie op 5 april 2005, heeft [schuldenaar] alsnog de gronden aangevuld.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken van het geding.
Ter zitting van 19 april 2005 is de zaak behandeld. De raadsman van [schuldenaar] heeft de zaak toegelicht. [schuldenaar] is gehoord.
De beoordeling
Inleiding
1. Bij vonnis van 11 november 2004 is [schuldenaar], handelend onder de naam
Happy Note Productions, op eigen verzoek in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr O.A. van Oorschot, advocaat en procureur te Leeuwarden, tot curator.
2. Bij inleidend verzoekschrift van 29 december 2004 heeft [schuldenaar] de rechtbank verzocht zijn faillissement op te heffen onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verificatievergadering in het faillissement van [schuldenaar] is nog niet gehouden.
3. De curator heeft bij faxbericht van 27 januari 2005 de rechtbank positief geadviseerd met betrekking tot de omzetting van het faillissement, aangezien hem niet was gebleken van bezwaren tegen het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [schuldenaar].
4. Ter zitting van 16 februari 2005 heeft de rechtbank de behandeling aangehouden om de curator in de gelegenheid te stellen nog nader onderzoek te doen.
Ter gelegenheid van de nadere terechtzitting op 17 maart 2005 heeft de curator een negatief advies uitgebracht over de omzetting van het faillissement, omdat - aldus de curator - een toelating tot de schuldsaneringsregeling in de situatie van [schuldenaar] te veel haken en ogen geeft.
5. Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank beslist zoals weergegeven onder "Het geding in eerste aanleg".
Tegen dit vonnis is het appel van [schuldenaar] gericht.
De beslissing van de rechtbank
6. De rechtbank heeft bij voormeld vonnis overwogen dat de door [schuldenaar] verrichte werkzaamheden aan toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg staan, nu [schuldenaar] ook gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling zijn onderneming waarvan de bedrijfsactiviteiten bestaan uit het presenteren van muzikale producties voort wil zetten. Naar het oordeel van de rechtbank is in het geval van [schuldenaar] bij een (tijdelijke) voortzetting van de onderneming als bedoeld in artikel 311 lid 1 Fw geen zicht op een direct belang voor de boedel, nu niet althans onvoldoende is gebleken van regelmatige inkomsten aan de zijde van [schuldenaar].
De rechtbank heeft voorts overwogen dat het door [schuldenaar] uitgeoefende beroep het in artikel 316 lid 1 sub a Fw voorgeschreven toezicht van de bewindvoerder op de naleving door de schuldenaar van diens verplichtingen die uit de schuldsaneringsregeling voortvloeien zal bemoeilijken zo al niet onmogelijk zal maken. De bedrijfsactiviteiten van [schuldenaar] en de daaruit voortvloeiende inkomsten zullen ten aanzien van het toezicht van de bewindvoerder een te zware belasting vormen. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat in de branche waarin de schuldenaar zijn beroep uitoefent de betalingen niet altijd op reguliere wijze worden gedaan, hetgeen de controle voor de bewindvoerder nog moeizamer zo al niet onmogelijk maakt. Hierdoor zal - aldus de rechtbank - de boedel worden benadeeld en is het ontstaan van nieuwe schulden aan uitkeringsinstanties, de fiscus en de bedrijfsvereniging niet ondenkbeeldig.
[schuldenaar] heeft volgens de rechtbank uitdrukkelijk aangegeven slechts in staat te zijn zich inkomsten te verwerven uit de uitoefening van zijn onderneming en hiermede voort te willen gaan. Een voortzetting van de onderneming door [schuldenaar] op de wijze zoals hij die tot nu toe heeft gevoerd acht de rechtbank niet in het belang van de boedel, aangezien zijn gebrek aan inkomsten uit deze onderneming er tot nu toe mede toe hebben geleid dat [schuldenaar] thans in staat van faillissement verkeert en dat hij mede afhankelijk is van een bijstandsuitkering.
Gelet op alle omstandigheden en in aanmerking genomen dat [schuldenaar] zich niet bereid heeft verklaard andere werkzaamheden te verrichten of zijn arbeid in loondienst te verrichten bestaat er, aldus de rechtbank, gegronde vrees dat [schuldenaar] zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zal nakomen.
De standpunten
7. [schuldenaar] betwist dat zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling reeds
kan worden afgewezen, omdat artikel 311 Fw slechts een tijdelijke voortzetting van de eigen onderneming in het belang van de boedel toestaat. [schuldenaar] voert aan dat artikel 311 lid 1 Fw tweede zin de rechter-commissaris de mogelijkheid biedt een periode telkens te verlengen, hetgeen tot een voortzetting van de onderneming gedurende de gehele termijn van de toepassing van de schuldsaneringsregeling kan leiden, en voorwaarden te verbinden aan zijn beschikking.
[schuldenaar] voert tegen het vonnis waarvan beroep aan dat hij zijn inkomen voornamelijk verdient via het artiestenbureau Power Play Agency, dat hem sinds zijn faillissement beloont via een zogenaamde beloningsstructuur. Dit houdt in dat genoemd agentschap de belasting en premies afdraagt, zodat [schuldenaar] een nettobedrag in handen krijgt. Het agentschap is volgens [schuldenaar] bereid maandelijks een overzicht te verstrekken van de verdiensten van [schuldenaar]. [schuldenaar] brengt een lijst van optredens, die voorlopig zijn vastgelegd via voormeld agentschap in het jaar 2005, in het geding.
Teneinde een basis te leggen voor zijn inkomen heeft [schuldenaar] inmiddels ook een bijstandsuitkering aangevraagd. De inkomsten van [schuldenaar] via het agentschap zullen verrekend dienen te worden met de bijstandsuitkering onder de coördinatie van de bewindvoerder. [schuldenaar] wenst tot goede afspraken te komen met de bewindvoerder en ervoor te zorgen dat aan alle kanten transparant wordt gemaakt welke inkomsten en uitgaven hij heeft.
[schuldenaar] is van mening dat de rechtbank ten onrechte er vanuit is gegaan dat het in de situatie van [schuldenaar] onmogelijk zou zijn de schuldsaneringsregeling op een juiste wijze af te wikkelen. In de ogen van [schuldenaar] is de schuldsaneringsregeling niet voorbehouden aan louter personen in loondienst. Onder omstandigheden dienen ook zelfstandigen dan wel artiesten zoals [schuldenaar], die hun verdiensten voor hun optredens via verloning ontvangen, daarvoor in aanmerking te komen.
8. De curator heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven gemengde gevoelens te hebben bij een toelating van [schuldenaar] tot de schuldsaneringsregeling. De curator is van mening dat het in verband met de werkzaamheden van [schuldenaar] moeilijk is de geldstromen in de gaten te houden en dat dit een doeltreffende afwikkeling van de schuldsaneringsregeling niet zal bevorderen. In theorie behoort een goede afloop van de schuldsaneringsregeling volgens de curator tot de mogelijkheden, indien duidelijke afspraken worden gemaakt met het agentschap. De praktijk is in de opvatting van de curator echter anders, hetgeen hem huiverig maakt. De situatie van [schuldenaar] is bewerkelijk voor de bewindvoerder wegens de samenloop van de onregelmatige inkomsten en de bijstandsuitkering.
Het oordeel
9. Indien het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van de schuldenaar, kan de rechtbank op grond van artikel 15b lid 1 Fw, totdat de verificatievergadering is gehouden of, indien de verificatievergadering achterwege blijft, totdat de rechter-commissaris de beschikking als bedoeld in artikel 137a lid 1 Fw heeft gegeven, op verzoek van de gefailleerde diens faillissement opheffen onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
10. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling moet ingevolge het bepaalde in artikel 288 lid 1 aanhef en sub b Fw worden afgewezen indien er gegronde vrees bestaat dat de schuldenaar tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zal nakomen.
11. Uit de stukken en de behandeling ter zitting in hoger beroep is het navolgende gebleken.
[schuldenaar] komt oorspronkelijk uit de Verenigde Staten en is sedert 1980 in Nederland woonachtig. Hij verdient zijn inkomen als freelancer met optredens als zanger bij bands en met het bespelen van instrumenten. [schuldenaar] is in financiële problemen geraakt door onder meer zijn echtscheiding omstreeks het jaar 2000. Daarnaast is het voor [schuldenaar] moeilijk om inkomsten te genereren als artiest, nu er niet meer zoveel vraag is naar zijn act. Op advies van derden heeft [schuldenaar] uiteindelijk zijn eigen faillissement aangevraagd. De verificatievergadering in dit faillissement is nog niet gehouden. [schuldenaar] heeft op eigen verzoek de rechtbank gevraagd zijn faillissement op te heffen onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
12. Anders dan de rechtbank heeft overwogen oefent [schuldenaar] geen eigen beroep of bedrijf meer uit in de zin van artikel 311 Fw, maar is hij werkzaam als freelancer. [schuldenaar] verdient zijn inkomen op basis van verloning via het artiestenbureau Power Play Agency. Dit agentschap draagt de premies en belastingen voor hem af, waarna [schuldenaar] een nettobedrag ontvangt. Deze beloningsstructuur brengt mee dat de freelance activiteiten van [schuldenaar] het karakter van werkzaamheden in loondienst benaderen.
13. Het hof is, in tegenstelling tot de rechtbank, daarom van oordeel dat er niet zonder meer gesproken kan worden van gegronde vrees dat [schuldenaar] tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zal nakomen. Het hof ziet in de werkzaamheden van [schuldenaar] niet zonder meer een beletsel om de schuldsaneringsregeling met goed gevolg af te ronden, aangezien er meerdere mogelijkheden zijn om een en ander in goede banen te leiden.
14. Zo zou Power Play Agency het via verloning uit te keren nettobedrag, onder verrekening van het aan [schuldenaar] vrij te laten bedrag, op een door de bewindvoerder aan te wijzen boedelrekening kunnen storten. Ook zou het agentschap een overzicht van voor [schuldenaar] geboekte optredens aan de bewindvoerder kunnen verschaffen.
Voorts heeft [schuldenaar] zich bereid verklaard zijn werkzaamheden als artiest - indien mogelijk - in loondienst te verrichten en hij heeft aangegeven mee te willen werken aan maatregelen, die zijn inkomsten- en uitgavenpatroon inzichtelijker maken voor de bewindvoerder.
15. Daarnaast acht het hof het van belang dat [schuldenaar] inmiddels een bijstands-uitkering heeft aangevraagd, teneinde een basis te leggen voor zijn inkomen. Voorts acht het hof het van belang dat [schuldenaar] de nodige inspanningen verricht om een aanvullend inkomen uit andere werkzaamheden te verwerven. [schuldenaar] heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven dat hij reeds verscheidene pogingen heeft ondernomen om ander werk te zoeken naast zijn werkzaamheden als artiest. Daartoe heeft hij zich onder andere ingeschreven bij het CWI en verschillende uitzendbureaus en heeft hij open sollicitaties gericht aan een transportbedrijf en aan een schoonmaakbedrijf.
16. Op grond van het voorgaande en in aanmerking genomen dat overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die aan toewijzing van het inleidend verzoek van [schuldenaar] in de weg staan, is het hof van oordeel dat [schuldenaar] dient te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.
Slotsom
17. Op grond van het voorgaande dient het vonnis waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
heft op het bij vonnis van 11 november 2004 van de rechtbank te Leeuwarden uitgesproken faillissement van [schuldenaar];
spreekt ten aanzien van [schuldenaar] voornoemd de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit;
verwijst de zaak ter verdere afdoening naar de rechtbank te Leeuwarden ter uitvoering van die regeling.
Aldus gewezen door mrs Bloem, voorzitter, Wachter en Willems, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 27 april 2005.