ECLI:NL:GHLEE:2005:AU1865

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
500049
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Melssen
  • A. Bloem
  • J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderbewindstelling en partneralimentatie in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 augustus 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de onderbewindstelling van goederen van een vrouw en de vraag of partneralimentatie tot deze onder bewind gestelde goederen behoort. De rechtbank Assen had eerder op 5 januari 2005 bepaald dat de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van levensonderhoud moest betalen van €573,- per maand. De vrouw verzocht in hoger beroep om dit bedrag te verhogen naar €746,-. Het hof oordeelde dat de onderbewindstelling bescherming biedt aan meerderjarigen die niet in staat zijn om zelfstandig hun vermogensrechtelijke belangen waar te nemen. Het hof concludeerde dat de term 'goederen' niet strikt moet worden uitgelegd, waardoor ook de partneralimentatie onder de onder bewind gestelde goederen valt. Echter, het hof oordeelde dat de vrouw niet-ontvankelijk was in haar hoger beroep, omdat de bewindvoerder de bevoegdheid had om te beslissen over de vermogensrechtelijke belangen van de vrouw. De onderbewindstelling was in werking getreden op 21 december 2004, waardoor de vrouw niet meer gerechtigd was om zelf hoger beroep in te stellen. Het hof verklaarde de vrouw niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank.

Uitspraak

Beschikking d.d. 26 augustus 2005
Rekestnummer 0500049
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr S.A. Roodhof,
advocaat mr H.H. Gerdes,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
procureur mr P. Stehouwer,
advocaat mr M.D. Withaar.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 5 januari 2005 heeft de rechtbank te Assen de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand bepaald op euro 573,- per maand en het meer of anders verzochte afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 4 februari 2005, heeft de vrouw verzocht de beschikking van 5 januari 2005 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de door de man te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw met ingang van datum inschrijving echtscheidingsbeschikking wordt gesteld op euro 746,-, althans een zodanig bedrag als het hof juist acht.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 4 maart 2005, heeft de man het verzoek bestreden en verzocht het verzoek tot vernietiging van de beschikking van 5 januari 2005 van de rechtbank af te wijzen en het verzoek dat de man een bedrag van euro 746,- per maand aan de vrouw zal voldoen als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, zoals door de vrouw verzocht, af te wijzen, althans tot bepaling van een bedrag als het hof zal vermenen te behoren.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de overige stukken, waaronder een faxbericht d.d. 3 mei 2005 met bijlage, van mr Gerdes.
Ter zitting van 10 mei 2005 is de zaak behandeld.
De beoordeling
Nadere stukken
1. Ter zitting heeft het hof de man in de gelegenheid gesteld binnen één week na de behandeling ter zitting aan het hof en de vrouw te doen toekomen de jaaropgave 2004, waarna de vrouw één week de tijd heeft hierop te reageren.
2. Bij faxbericht van 11 mei 2005 heeft de man een jaaropgave 2004 van
St. Maaltijdvoorziening Zuidwolde toegezonden.
3. De vrouw heeft bij faxbericht van 17 mei 2005 gereageerd op de door de man overgelegde jaaropgave 2004.
De ontvankelijkheid van de vrouw in hoger beroep
4. Uit de overgelegde stukken blijkt dat bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen van 21 december 2004 de goederen die (zullen) toebehoren aan de vrouw onder bewind zijn gesteld en dat de Stichting Omega Beheer te Hoogeveen tot bewindvoerder is benoemd.
5. Waar in deze alle goederen die aan betrokkene (zullen) toebehoren onder bewind zijn gesteld, dient allereerst de vraag te worden beantwoord, of ook een (eventuele) partneralimentatie tot de onder bewind gestelde goederen behoort.
6. Aangezien onderbewindstelling bescherming beoogt te bieden van meerderjarigen die ten gevolge van hun lichamelijke en/of geestelijke toestand niet in staat zijn zelfstandig hun vermogensrechtelijke belangen waar te nemen, dient de term "goederen" niet zodanig eng/strikt te worden uitgelegd dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan de beoogde bescherming.
7. In het licht van al het vorenstaande komt het hof tot het oordeel dat de partneralimentatie eveneens behoort tot de in deze (alle) onderbewindgestelde goederen.
8. Gelet op het vorenstaande, alsmede gelet op het feit dat de bewindvoerder ingevolge artikel 1:441 BW de rechthebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt, vloeit daaruit voort dat de rechthebbende met ingang van de datum waarop de onderbewindstelling in werking is getreden, niet meer bevoegd is om zelf te procederen c.q. als formele procespartij op te treden.
9. Waar in de beschikking van de onderbewindstelling geen (later) tijdstip van ingang is vermeld, gaat het hof ervan uit dat de onderbewindstelling in werking is ingetreden daags nadat de beschikking is verstrekt of verzonden.
10. Gelet op het vorenstaande, alsmede gelet op de datum waarop de beschikking van de onderbewindstelling is gegeven, zijnde 21 december 2004, en waar voorts het tegendeel is gesteld noch gebleken, gaat het hof er vanuit dat de betreffende beschikking in ieder geval reeds vóór 4 februari 2005, zijnde de datum waarop hoger beroep is ingesteld, in werking was getreden.
11. Uit het vorenstaande vloeit tevens voort dat de vrouw niet meer gerechtigd was tegen de beschikking van de rechtbank van 5 januari 2005 hoger beroep in te stellen, maar dat die bevoegdheid uitsluitend nog aan de bewindvoerder toekwam.
12. In het licht hiervan dient de vrouw derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in het door haar ingestelde hoger beroep.
13. Immers, uit de strekking van de onderbewindstelling vloeit voort dat de bewindvoerder degene is die dient af te wegen en te beslissen of en zo ja op welke wijze de vermogensrechtelijke belangen het best gediend worden, waartoe ook behoort de beslissing of hoger beroep moet worden ingesteld tegen een beslissing met betrekking tot partneralimentatie.
Slotsom
14. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikking d.d. 5 januari 2005.
Aldus gegeven door mrs Melssen, voorzitter, Bloem en Van Eck, raden, en uitgesproken door mr Melssen, raadsheer, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Bons als griffier ter bijzondere openbare terechtzitting van dit hof van vrijdag 26 augustus 2005.