ECLI:NL:GHLEE:2005:AU0216

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Rolnummer 0400566
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Knijp
  • A. de Bock
  • M. Meijeringh
  • R. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verstekverlening en afwijzing van vorderingen in civiele zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 juli 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Groningen. De appellant, vertegenwoordigd door procureur mr. R.W. de Casseres, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 1 september 2004, waarbij zijn vorderingen tegen de geïntimeerde, die niet verschenen was, waren afgewezen. De appellant vorderde onder andere betaling van een bedrag van Euro 29.557,25, bestaande uit geldleningen, winstderving, reiskosten, belastingachterstand en beslagkosten. De rechtbank had de vorderingen afgewezen op basis van onduidelijkheid over de onderliggende documenten en de niet-ondertekening van een notariële akte door de geïntimeerde.

In hoger beroep werd opnieuw verstek verleend tegen de geïntimeerde. Het hof beoordeelde de grieven van de appellant en kwam tot de conclusie dat de vorderingen, voor zover deze waren onderbouwd, niet onrechtmatig of ongegrond waren. Het hof oordeelde dat de appellant recht had op de gevorderde bedragen, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten, die als ongegrond werden afgewezen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kende de appellant een bedrag van Euro 28.350,-- toe, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 29 juni 2004. Tevens werd de geïntimeerde veroordeeld in de kosten van de procedure in beide instanties.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke onderbouwing van vorderingen in civiele procedures en de gevolgen van verstekverlening voor de beoordeling van de zaak. Het hof heeft de appellant in het gelijk gesteld en de geïntimeerde aansprakelijk gesteld voor de kosten, wat een belangrijke uitspraak is in het kader van civiel recht en de rechtsbescherming van partijen in een procedure.

Uitspraak

Arrest d.d. 27 juli 2005
Rolnummer 0400566
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr R.W. de Casseres,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
niet verschenen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 4 augustus 2004 en 1 september 2004 door de rechtbank Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 30 november 2004 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 1 september 2004 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 15 december 2004.
De conclusie van de appeldagvaarding luidt:
"om de beslissing van 1 september 2004 door de Rechtbank Groningen onder kenmerk 73345/HAZA 04-595 gewezen te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
* geïntimeerde alsnog te veroordelen tot betaling aan rekwirant van een bedrag van
Euro 29.557,25, zulks tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juni 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;
* geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties."
[appellant] heeft een memorie van grieven genomen.
Tenslotte heeft [appellant] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. In de eerste aanleg heeft [appellant] gevorderd dat [geïntimeerde] de volgende bedragen aan hem zal betalen:
a. Euro 10.000,-- wegens geldleningen aan [geïntimeerde], deels blijkend uit akten van geldlening;
b. Euro 15.000,-- wegens winstderving als gevolg van de tekortkoming door [geïntimeerde] in de nakoming van de levering van een appartement te Istanbul,
c. Euro 1.971,-- wegens reiskosten naar, en verblijf te Turkije,
d. Euro 800,-- wegens belastingachterstand c.a. van [geïntimeerde];
e. Euro 788,25 wegens kosten van het beslag;
f. Euro 998,-- wegens buitengerechtelijke kosten;
in totaal een bedrag ad Euro 29.557,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2004.
2. Tegen [geïntimeerde] is door de rechtbank verstek verleend. Na tussenvonnis, waarbij [appellant] is opgedragen zich bij akte uit te laten over de inhoud van verschillende in de Turkse taal gestelde bescheiden, heeft de rechtbank bij eindvonnis het gevorderde afgewezen, daartoe overwegende (a) dat onduidelijk is gebleven waarop het bedrag voor de gederfde winst is gebaseerd, (b) dat de notariële akte door [geïntimeerde] niet is ondertekend, (c) dat uit de overgelegde schuldbekentenis niet blijkt dat het daarin genoemde bedrag aan [appellant] toebehoort, en (d) tenslotte dat de overige producties en de daarop gegeven toelichting onvoldoende zijn om tot toewijzing van de overige posten te kunnen komen.
Ook in hoger beroep is tegen [geïntimeerde] verstek verleend.
3. Tegen de afwijzing zijn de grieven van [appellant] gericht, welke het hof tezamen zal bespreken.
4. Op de grondslag van art. 139 Rv is uitgangspunt dat na verstekverlening het gevorderde wordt toegewezen, tenzij de vordering de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
5. [appellant] heeft ter staving van zijn vorderingen sub a en b een akte overgelegd, opgemaakt op briefpapier van De Haan Advocaten en Notaris te Groningen, op welke akte een ondertekening met de naam [geïntimeerde] is te zien, en die is voorzien van een goedschrift als bedoeld in art. 158 lid 1 Rv. In deze akte, die door de rechtbank kennelijk ten onrechte is aangeduid als een notariële akte, is een geldlening door [geïntimeerde] neergelegd ad Euro 3.000,-- en wordt mede gewag gemaakt van een overeenkomst van verkoop door [geïntimeerde] aan [appellant] van een woonhuis te Istanbul tegen een koopsom van Euro 10.000,--, welk een en ander het standpunt van [appellant] ondersteunt.
6. In deze procedure is onweersproken gebleven dat het onderhavige pand te Istanbul door [geïntimeerde] aan een derde is verkocht en daarbij - uitgaande van de koopsom ad Euro 10.000,-- - een winst heeft opgeleverd van Euro 15.000,--, terwijl gronden ontbreken om zulks aan te merken als onrechtmatig of ongegrond. Blijkens het gevorderde sub b (winstderving) wenst [appellant] te worden gebracht in de toestand waarin hij zou hebben verkeerd indien [geïntimeerde] correct zou zijn nagekomen. Die (hypothetische) situatie tot uitgangspunt nemend, zou hij enerzijds een koopsom ad Euro 10.000,-- aan [geïntimeerde] zijn verschuldigd, doch daartegenover zou staan dat hij een onroerende zaak zou hebben verkregen tot een waarde van Euro 25.000,-- (inclusief de winstpotentie van Euro 15.000,--). Weliswaar heeft [appellant], naast vergoeding van de gederfde winst, geen ontbinding gevorderd, gevolgd door ongedaanmaking van de koopsom, doch hij heeft het bedrag ad Euro 10.000,-- waarvan hij stelt dat hij dit aan [geïntimeerde] heeft uitgeleend, teruggevorderd ten titel van terugbetaling van geldleningen. Ook ten aanzien van deze geldleningen dient te worden vastgesteld dat zij - mede nu zij deels worden ondersteund door akten - het hof onrechtmatig noch ongegrond voorkomen. Het voorgaande brengt met zich dat zowel het sub a als het sub b gevorderde voor toewijzing in aanmerking komt.
7. Ook het bedrag van Euro 1.971,-- wegens reiskosten naar en verblijf te Turkije (zie r.o. 1 sub c), komt voor toewijzing in aanmerking. Immers gaat het daarbij om vergeefs gemaakte kosten, welke het hof noch als onrechtmatig noch als ongegrond voorkomen.
8. Nu [appellant] het in r.o. 1 sub d genoemde bedrag ad Euro 800,-- wegens door hem ten behoeve van [geïntimeerde] in Turkije betaalde belastingachterstand c.a. toereikend heeft onderbouwd en deze betalingen zowel als de door [appellant] gestelde noodzaak daarvan door [geïntimeerde] onbestreden zijn gebleven, en verder gronden ontbreken om het te dezer zake gevorderde aan te merken als onrechtmatig of ongegrond, komt dit bedrag voor toewijzing in aanmerking.
9. Ook het sub e gevorderde wegens kosten van het beslag komt voor toewijzing in aanmerking, zij het dat het hof deze kosten krachtens het geldende liquidatietarief zal vaststellen op 1 punt in tarief III in eerste aanleg ad Euro 579,--.
10. Met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten ad Euro 998,-- overweegt het hof aldus. Gesteld noch gebleken is dat aan de zijde van [appellant] méér is gedaan dan het verzenden van één sommatiebrief, hetgeen voor wat de kosten ervan geacht moet worden te zijn vervat in het toepasselijke liquidatietarief. Deze post is mitsdien ongegrond.
11. De slotsom uit het voorgaande luidt dat aan [appellant] een bedrag kan worden toegewezen ad Euro 28.350,-- , onder afwijzing van het meerdere. Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij zal [geïntimeerde] worden verwezen in de kosten van beide instanties (voor wat het liquidatietarief betreft: in prima 1,5 punt in tarief III, en in appel 1 punt in tarief III).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis d.d. 1 september 2004, waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de geldsom ad Euro 28.350,-- (zegge: achtentwintig duizend driehonderd vijftig Euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2004 tot aan de dag van algehele voldoening;
wijst af het meer of anders gevorderde;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] als volgt te begroten:
in prima Euro 733,78 aan verschotten en Euro 868,50 voor salaris;
in appel: Euro 968,78 aan verschotten en Euro 1.158,-- voor salaris;
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs Knijp, voorzitter, De Bock en Meijeringh, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 27 juli 2005.