2. Feiten
2.1 Het hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.2 Belanghebbende was een publiekrechtelijk lichaam. Het is opgericht in 1970 door E met als doel taken voortvloeiend uit de Wet verontreiniging oppervlaktewateren uit te voeren. Haar taak bestond derhalve uit beheersing van de waterkwaliteit van het oppervlaktewater (waterkwaliteitsbeheerder).
In navolging van de door de minister van Verkeer en Waterstaat vastgestelde Derde Nota Waterhuishouding heeft de belanghebbende beleid geformuleerd ter verbetering van de waterbodemkwaliteit. Dit beleid kan ertoe leiden dat sanering van een waterbodem noodzakelijk is.
2.3 Per 1 januari 2000 is belanghebbende opgeheven en opgegaan in de vier nieuw opgerichte waterschappen:
-Waterschap F;
-Waterschap G;
-Waterschap H;
-Waterschap I.
Voor de onderhavige procedure heeft het waterschap I een machtiging verkregen van de overige waterschappen.
2.4 De Belastingdienst heeft een boekenonderzoek ingesteld over de jaren 1996 tot en met 1999. Dit heeft geleid tot twee naheffingsaanslagen omzetbelasting (de naheffingsaanslag 1996 en de naheffingsaanslag 1997 tot en met 1999). Het verslag van het boekenonderzoek is verzonden op 28 november 2001.
2.5 De belanghebbende heeft gedurende het controletijdvak facturen verzonden met vermelding van omzetbelasting. Deze omzetbelasting heeft hij niet op aangifte aangegeven en niet voldaan. De inspecteur heeft deze bedragen nageheven op basis van artikel 37 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB).
2.6 Op enkele facturen had de belanghebbende met pen vermeld dat de omzetbelasting niet is aangegeven, maar dat ook geen aftrek van voorbelasting is gevraagd.
2.7 De facturen (betrekking hebbend op de periode 1996 tot en met 1999) kunnen worden verdeeld in een viertal groepen met daarachter vermeld het betreffende bedrag aan omzetbelasting:
a. Saneringsproject a-kanaal in L f 680.711,-
b. Saneringsproject a-vaart in M f 124.701,-
c. Saneringsplan N f 1.145,-
d. Overige facturen met vermelding van omzetbelasting,
waarvan de naheffing bij bezwaar is gehandhaafd f 39.000,-
Totaal aan omzetbelasting (na bezwaar) f 845.557,-
Van dit bedrag van f 845.557,- heeft f 24.808,- betrekking op het jaar 1996 en f 820.753,- op het tijdvak 1997 tot en met 1999.
2.8 Ten aanzien van het saneringsproject a-kanaal in L.
De facturen zijn verzonden aan:
a. J BV (hierna: J) met een bedrag aan
omzetbelasting van f 502.566,-
b. Gemeente Emmen met een bedrag aan omzetbelasting
van f 178.145,- Totaal aan omzetbelasting (na bezwaar) f 680.711,-
De belanghebbende heeft in 1994 met J en de Gemeente Emmen een akkoord gesloten (zie bijlage 6 bij het verweerschrift). Uit dit akkoord blijkt het volgende:
a. Een deel van het kanaal is eigendom van de Provincie Drenthe en een ander deel is in eigendom bij de Gemeente Emmen.
b. De partijen hebben zonder enige erkenning van aansprakelijkheid overeenstemming bereikt over de sanering.
c. Alle partijen hebben afvalwater geloosd op het a-kanaal.
d. De belanghebbende heeft op grond van zijn onder 2.2 vermelde beleid geoordeeld dat sanering van de waterbodem noodzakelijk is.
e. De belanghebbende voert het project uit. J en de Gemeente Emmen zullen een bijdrage geven aan de belanghebbende.
f. De bijdrage is vooraf bepaald (de kosten worden gedeeld volgens een vaste verdeelsleutel). Van de totale kosten -na aftrek van de (schade)vergoedingen van J en de gemeente Emmen - komt uiteindelijk 53,7% voor rekening van de belanghebbende.
Naast de door derden in rekening gebrachte kosten heeft de belanghebbende tevens eigen (rente)kosten doorbelast.
2.9 De belanghebbende heeft de eerste facturen al verzonden in 1994. De in rekening gebrachte omzetbelasting over de jaren 1994 en 1995, die niet is voldaan en wegens verjaring niet meer kon worden nageheven bedraagt f 245.807,-.
2.10 Op 16 oktober 1990 heeft het Hoofd van de Technische Dienst van X een brief gezonden aan het dagelijks bestuur van X. Daaruit blijkt dat alle partijen zich ervan bewust zijn dat door de landsadvocaat de kosten verhaald kunnen worden op de veroorzakers van de verontreiniging van de kanaalbodem. Letterlijk staat er: "Wel zijn de partijen zich bewust van het feit dat wanneer in het kader van SBI onderzoek en sanering plaatsvindt, door de landsadvocaat de kosten verhaald kunnen worden op de veroorzakers van de verontreiniging van de kanaalbodem".
2.11 Ten aanzien van het saneringsproject a-vaart in M.
De belanghebbende heeft facturen met omzetbelasting verzonden aan:
a. De Gemeente Noordenveld met een bedrag aan
omzetbelasting van f 63.431,-
b. De Dienst Landelijk Gebied tot een bedrag van f 1.202,-
c. De Provincie Drenthe tot een bedrag van f 60.068,-
Totaal aan omzetbelasting f 124.701,-
2.12 De belanghebbende stelt dat hij met de voornoemde partijen een overeenkomst heeft gesloten tot verdeling van de kosten. Hij heeft daartoe overlegd een interne notitie (behorend bij agendapunt 12 van de vergadering van 30 maart 1998). Uit deze notitie blijkt dat uiteindelijk 31,25% van de kosten voor rekening van de belanghebbende komt.
Naast de door derden in rekening gebrachte kosten heeft de belanghebbende tevens eigen (rente)kosten doorbelast.
2.13 De a-vaart was eigendom van de Gemeente Roden (thans Gemeente Noordenveld).
2.14 De belanghebbende heeft voor het eerst bij beroep een verklaring van de Gemeente Noordenveld gevoegd, waarbij deze gemeente (als rechtsopvolger van de Gemeente Roden) verklaart dat zij de (door de belanghebbende) in rekening gebrachte omzetbelasting ad f 63.431,- niet in aftrek heeft gebracht en dat het saneringsplan buiten een bestemmingsplan ligt.
2.15 Deze verklaring komt volgens de inspecteur niet overeen met de mededeling die tijdens het hoorgesprek met de inspecteur op 14 maart 2003 is gedaan. Tijdens het horen werd volgens de inspecteur meegedeeld dat de sanering betrekking had op een deel van de vaart dat deel uitmaakt van een bestemmingsplan (vermoedelijk het bestemmingsplan "De Vijfde Verloting"). Alsdan is niet uitgesloten dat de gemeente aftrek van voorbelasting heeft geclaimd.
2.16 De belanghebbende heeft, alvorens tot herziening van de gefactureerde omzetbelasting over te gaan, bij brief van 17 maart 2004 daarover een voorstel aan de inspecteur ter goedkeuring voorgelegd. De inspecteur heeft in verband met het onderhavige beroep zijn beslissing op het verzoek aangehouden. Herziening heeft nog niet plaatsgevonden.