ECLI:NL:GHLEE:2005:AT6450

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 767/04 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van verbouwingskosten als buitengewone uitgaven ter zake van ziekte

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de aftrekbaarheid van verbouwingskosten als buitengewone uitgaven ter zake van ziekte centraal. De belanghebbende had voor het jaar 2001 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, waarop hij bezwaar aantekende. De inspecteur verklaarde dit bezwaar echter niet-ontvankelijk. De belanghebbende ging in beroep bij het gerechtshof, dat op 27 mei 2005 uitspraak deed.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de belanghebbende ontving op 10 december 2002 een aanslag IB/PV. Op 3 oktober 2003 diende hij een bezwaarschrift in, maar dit was na de wettelijke termijn van zes weken. De belanghebbende stelde dat hij pas na het lezen van een krantenartikel en het verkrijgen van informatie bij de belastingtelefoon tot de conclusie was gekomen dat zijn verbouwingskosten als buitengewone uitgaven konden worden aangemerkt. Het gerechtshof oordeelde echter dat de termijnoverschrijding niet gerechtvaardigd was en dat de belanghebbende niet-ontvankelijk was in zijn bezwaar.

Het gerechtshof concludeerde dat de inspecteur terecht het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk had verklaard, waardoor een inhoudelijke beoordeling van de aftrekbaarheid van de verbouwingskosten niet aan de orde kon komen. De uitspraak van het gerechtshof was dat het beroep ongegrond werd verklaard, en er waren geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op 31 mei 2005 aangetekend verzonden aan beide partijen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 767/04 27 mei 2005
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, vijfde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z (: de belanghebbende) tegen de uitspraak van de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Noord (: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de na te melden aanslag.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan de belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (: IB/PV) opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 27.341,--.
1.2. Het door de belanghebbende tegen deze aanslag ingediende bezwaar heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 15 juli 2004 niet-ontvankelijk verklaard.
1.3. De belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), dat op 26 augustus 2004 bij het gerechtshof is ingekomen.
1.4. De inspecteur heeft op 17 november 2004 een verweerschrift ingediend bij het gerechtshof.
1.5. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het gerechtshof op 11 maart 2005, gehouden te Groningen, alwaar namens de inspecteur de heer A aanwezig was. De belanghebbende van wie het gerechtshof vóór de zitting een ontvangstbevestiging met handtekening betreffende de aan hem (aangetekend) gezonden uitnodiging voor de zitting retour heeft ontvangen, is – zonder kennisgeving van verhindering – niet ter zitting verschenen.
1.6. Het gerechtshof heeft in deze zaak op 25 maart 2005 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven, ter post bezorgd op 8 april 2005, aan partijen is verzonden.
1.7. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1. Aan de belanghebbende is over het jaar 2001 met dagtekening 10 december 2002 een aanslag IB/PV opgelegd.
2.2. Bij de inspecteur is op 3 oktober 2003 een van de belanghebbende afkomstig bezwaarschrift gericht tegen de onder punt 2.1 bedoelde aanslag ingekomen.
2.3. De belanghebbende heeft op 30 september 2003 een nieuwe elektronische aangifte ingediend.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
3.1. In geschil is of de door de belanghebbende gedane uitgaven voor verbouwingskosten aftrekbaar zijn als buitengewone uitgaven ter zake van ziekte.
3.2. De belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend.
3.3. De inspecteur is primair van opvatting dat belanghebbendes bezwaar niet-ontvankelijk is. Subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat het antwoord op de onder punt 3.1 vermelde vraag ontkennend dient te luiden.
3.4. Voor een uitvoerige weergaven van de standpunten van partijen verwijst het gerechtshof naar de gedingstukken.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1. Ingevolge de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (: Awb) juncto de artikelen 22j en 23 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, kan hij die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag binnen zes weken na dagtekening van die aanslag een bezwaarschrift indienen bij de inspecteur. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4.2. De aanslag IB/PV over het jaar 2001 is gedagtekend 10 december 2002, zodat de onder punt 4.1 bedoelde termijn eindigde op 21 januari 2003. Het bezwaarschrift is op 3 oktober 2003 bij de inspecteur ingekomen, derhalve ruim na het verstrijken van de bezwaartermijn. Het gerechtshof overweegt hierbij dat voorzover de door de belanghebbende op 30 september 2003 ingediende (nieuwe) aangifte als een bezwaarschrift dient te worden aangemerkt, dit bezwaar eveneens ver buiten de bezwaartermijn is ingediend.
4.3. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De belanghebbende heeft aangegeven dat hij na het lezen van een krantenartikel in de “De Telegraaf” en na het vragen van inlichtingen bij de belastingtelefoon tot de conclusie is gekomen dat de door hem in het jaar 2001 gemaakte verbouwingskosten als buitengewone uitgaven ter zake van ziekte kunnen worden aangemerkt en dat hij toen direct (alsnog) bezwaar heeft aangetekend tegen de onderhavige aanslag. Voormeld artikel 6:11 van de Awb is naar het oordeel van het gerechtshof evenwel niet van toepassing op deze door de belanghebbende aangevoerde omstandigheid. Ook overigens heeft de belanghebbende naar het oordeel van het gerechtshof geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest.
4.4. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de belanghebbende door de inspecteur terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar. Een beoordeling van het inhoudelijke geschilpunt kan derhalve niet aan de orde komen.
4.5. Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
5. De beslissing
Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 27 mei 2005 te Leeuwarden door mr. J.W. Keuning, raadsheer-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Hiemstra en ondertekend door voornoemde raadsheer-plaatsvervanger en voornoemde griffier.
Op 31 mei 2005 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.