2. De feiten
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting stelt het hof als tussen partijen niet in geschil dan wel door één der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast:
2.1 Belanghebbende droeg tot 27 augustus 1997 de naam “E B.V.”. De bedrijfsactiviteiten bestonden tot die datum uit renovatie- en onderhoudswerkzaamheden van bouwkundige aard. In augustus 1997 zijn de activiteiten van belanghebbende overgedragen aan B.V. v/h F. Daarna is de naam van belanghebbende gewijzigd in haar huidige naam “X B.V.”.
2.2 Op 12 maart 2002 heeft de inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. Onderzocht is - onder andere - de aanvaardbaarheid van de aangifte omzetbelasting over de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997. Geconstateerd is dat de administratie over het jaar 1997 werd gevoerd volgens de zogenaamde doorschrijfmethode. Tijdens het boekenonderzoek konden met betrekking tot de administratie over het onderhavige jaar 4 ordners worden overgelegd. Deze ordners bevatten onder meer kasgegevens, bankafschriften, in- en verkopen en privé-gegevens. Stukken, betrekking hebbende op de periode voor bedrijfsoverdracht, zoals voor- en nacalculaties, offertes en de door personeel bijgehouden werkbriefjes konden niet worden overgelegd.
2.3 Tijdens een bij de overnemende partij ingesteld boekenonderzoek is de inspecteur een deel van de werkbriefjes van het personeel van belanghebbende tegengekomen. Deze werkbriefjes hebben betrekking op de periode van 1 januari 1997 tot en met 18 juli 1997. Op die werkbriefjes staan per manuur uitgevoerde werkzaamheden ten behoeve van bepaalde cliënten vermeld. De controlemedewerker trof in de administratie, die belanghebbende onder zich had, van een aantal op de voormelde werkbriefjes vermelde manuren, te weten 36,5 manuren, niet de daarmee corresponderende doorberekeningen aan cliënten aan. Die manuren betreffen niet garantiewerk. Volgens de inspecteur hadden de voormelde manuren gefactureerd moeten worden. Met 36,5 manuren moet volgens de inspecteur een omzet ten bedrage van ƒ 2.190, - (exclusief omzetbelasting) gemoeid zijn geweest zodat hij de correctie dienaangaande op ƒ 383, - heeft berekend. De inspecteur hanteert bij de berekening van de voormelde omzet een basisuurtarief van ƒ 60, -.
2.4 Behoudens de correctie inzake de manuren zijn tijdens het boekenonderzoek tegenover bepaalde inkoopfacturen, met daarop vermeld afleveradressen, evenmin doorberekeningen ter zake van aan cliënten verrichte leveringen aangetroffen. De prijs van voormelde inkopen bedraagt ƒ 1.774, - (exclusief omzetbelasting). De omzetbelasting ter zake van de verkopen is eveneens gecorrigeerd, waarbij geen rekening is gehouden met een winstopslag. De hieruit voortvloeiende correctie bedraagt ƒ 311, -.
2.5 De onder 2.3 en 2.4 vermelde correcties zijn bij wege van de onderhavige naheffingsaanslag nageheven. In deze naheffingsaanslag is ook een correcte inzake voorbelasting van autokosten ad ƒ 97, - betrokken. Tegen de naheffingsaanslag heeft de gemachtigde van belanghebbende (de heer mr. A) een pro-forma bezwaarschrift ingediend. De directeur van belanghebbende heeft dit bezwaar bij schrijven van 10 februari 2003 gemotiveerd, waarin ook melding is gemaakt van twee andere ten name van haar gestelde aanslagen.
2.6 Voor een bedrag van ƒ 1.564, - van de in 2.4 vermelde inkoopfacturen stemt belanghebbende in met de correctie ter zake daarvan. Met betrekking tot het aantal voor de inspecteur gehanteerde manuren stelt zij dat hoogstens 4 manuren gefactureerd hadden kunnen worden. Bovendien is zij het niet eens met het door de inspecteur gehanteerde basisuurtarief van ƒ 60, -. Zij stelt dat het tarief ƒ 58, - behoort te bedragen. Belanghebbende betwist niet de correctie met betrekking tot de voorbelasting autokosten.
2.7 Bij uitspraak van 5 september 2003 heeft de inspecteur de onderhavige naheffingsaanslag, boete en de heffingsrente gehandhaafd. Het destijds verleende uitstel van betaling is vervolgens ingetrokken, waarop belanghebbende een brief met dagtekening 22 oktober 2003 per faxbericht van 22 oktober 2003 aan de inspecteur heeft gezonden. Op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (: Awb) heeft de inspecteur deze brief - met daarin wederom melding van andere aanslagen - als beroepschrift doorgezonden aan het hof. In de motivering van haar beroepschrift stelt belanghebbende dat zij geen uitspraak op haar bezwaar heeft ontvangen.
2.8 Op de (twee) andere aanslagen die belanghebbende noemt in haar bezwaar en beroep heeft de inspecteur inmiddels uitspraak gedaan. Deze aanslagen zullen – naar het hof ter zitting heeft aangegeven en partijen mee hebben ingestemd - in de onderhavige procedure niet aan de orde komen.