ECLI:NL:GHLEE:2005:AT4443

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Rolnummer 0400316
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Streppel
  • J. Verschuur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van N.V. NOM Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij tegen vonnis rechtbank Groningen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van N.V. NOM Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij (hierna: NOM) tegen een vonnis van de rechtbank Groningen, gewezen op 28 april 2004. In eerste aanleg had de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van de vordering van NOM kennis te nemen en de zaak verwezen naar de rechtbank Groningen. NOM heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar heeft geen grieven ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep, dat betrekking had op de geïntimeerden. Het Gerechtshof Leeuwarden heeft op 20 april 2005 geoordeeld dat het vonnis van de rechtbank Groningen niet in strijd is met het recht of de openbare orde. Daarom heeft het hof NOM niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep ten aanzien van de geïntimeerden. Het hof heeft tevens beslist dat NOM in de kosten van de procedure in hoger beroep wordt veroordeeld, met een specificatie van de kosten voor de procureur en verschotten. De uitspraak is gedaan door een kamer van het hof, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing hebben genomen en de griffier de uitspraak heeft vastgelegd. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor ontvankelijkheid in hoger beroep verduidelijkt, vooral in gevallen waar geen grieven zijn ontwikkeld.

Uitspraak

Arrest d.d. 20 april 2005
Rolnummer 0400316
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
N.V. NOM Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij,
gevestigd te Groningen,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: NOM,
procureur: mr J.V. van Ophem,
tegen
1. [geïntimeerde 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2 [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
procureur: mr R.A. Schütz,
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 11 juni 2003 door de rechtbank Assen, waarbij de rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard om van de vordering van NOM kennis te nemen en de zaak verwezen naar de rechtbank Groningen. Op 28 april 2004 heeft de rechtbank Groningen vonnis gewezen.
Beide vonnissen zijn uitgesproken tussen de NOM als eiseres en geïntimeerden, alsmede [derde 1] en [derde 2] (respectievelijk gevestigd en wonende) te [plaats], laatstgenoemden verder aan te duiden al [derden].
Het geding in hoger beroep
Bij exploten van 2 juli 2004 is door NOM hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 28 april 2004 met dagvaarding van de geïntimeerden [derden] tegen de zitting van 14 juli 2004.
Ter rolle van 15 december 2004 heeft de procureur van NOM zich onttrokken en is jegens alle geïntimeerden akte van het dienen van grieven door NOM gevraagd en verkregen.
Vervolgens heeft mr Van Ophem zich ter rolle van 5 januari 2005 opnieuw gesteld voor NOM. De NOM heeft vervolgens van grieven mogen dienen en gediend in de zaak tegen [derden].
Bij (mondelinge) rolbeschikking van 5 januari 2005 is de ter rolle van 15 december 2004 genomen beslissing in zoverre hersteld dat de verleende akte van niet dienen geacht moet worden alleen te gelden in de verhouding NOM / [geintimeerden].
Bij brief d.d. 7 februari 2005 heeft de procureur van [derden] aangegeven niet te kunnen instemmen met de (mondelinge) herstelbeschikking van de rolraadsheer ter rolle van 5 januari 2005 en heeft aan de rolraadsheer verzocht hem toestemming te verlenen tussentijds tegen deze beslissing, die heeft te gelden als een tussenarrest, beroep in cassatie te mogen instellen.
Bij beschikking van 23 februari 2005 heeft de rolraadsheer [derden] verlof verleend tussentijds beroep in cassatie in te stellen tegen de (mondelinge) herstel rolbeschikking van 5 januari 2005, waarbij de ter rolle van 15 december 2004 verleende akte niet-dienen alsnog is herroepen, voor zover het de procedure de NOM/[derden] betreft.
Vervolgens hebben de procureurs van NOM en [geintimeerden] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De motivering
Nu NOM geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep voorzover gewezen tussen haar en [geintimeerden]. Nu dit vonnis niet in strijd is met het recht of de openbare orde, moet NOM niet-ontvankelijk worden verklaard in haar hoger beroep. ten aanzien van [geintimeerden].
NOM zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.
(salaris procureur: 0,5 punt, tarief VIII)
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart NOM niet-ontvankelijk in haar hoger beroep van het vonnis van 28 april 2004 van de rechtbank Groningen voorzover gericht tegen [geintimeerden];
veroordeelt NOM in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot heden aan de zijde van [geintimeerden] begroot op Euro 5669,-- aan verschotten en Euro 2.290,-- aan salaris voor de procureur.
Aldus gewezen door mrs Mollema, voorzitter, Streppel en Verschuur, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 20 april 2005.