WAHV 04/00643
27 januari 2005
CJIB 89052376074
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te Roermond
van 11 december 2003
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Roermond ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
D.A. Krouwel heeft namens de betrokkene tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 30 juni 2004 heeft de zoon van Krouwel voornoemd aan de griffier van het hof medegedeeld, dat zijn vader is overleden.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van Euro 86,- opgelegd ter zake van "bromfiets (constructie max. 45 km/h) overschrijdt max. constructiesnelheid meer dan 20 en t/m 25 km/h", welke gedraging zou zijn verricht op 3 juni 2002 op de Rijksweg Zuid in Swalmen.
3.2. De betrokkene erkent de gedraging te hebben verricht, doch stelt zich op het standpunt, dat in dit geval geen administratieve sanctie als bedoeld in art. 2, eerste lid, WAHV kan worden opgelegd. Hiertoe voert de betrokkene - zakelijk weergegeven - aan dat de gedraging is geconstateerd nadat hij, naar de politie in het Verkeersongevallenformulier heeft genoteerd, met overschrijding van de voor hem geldende maximumsnelheid met zijn bromfiets tegen een auto is aangereden, waarbij schade aan de bromfiets en die auto is toegebracht en lichamelijk letsel aan de betrokkene is ontstaan. De betrokkene stelt dat de stelling van de politie dat hij te snel zou hebben gereden in de weg staat aan de kennelijke conclusie van de politie dat er geen causaal verband bestaat tussen de snelheid waarmee hij reed en het ontstaan van het ongeval. De betrokkene verwijst in dat verband naar het bepaalde in het tweede lid van art. 2 WAHV.
3.3. Art. 2, eerste lid, eerste volzin, WAHV luidt als volgt: "Ter zake van de in de bijlage bij deze wet omschreven gedragingen die in strijd zijn met op het verkeer betrekking hebbende voorschriften gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, de Provinciewet of de Gemeentewet (Stb. 1992,96), worden op de wijze bij deze wet bepaald administratieve sancties opgelegd.".
3.4. Ingevolge art. 2, tweede lid, WAHV worden als gedragingen in de zin van het eerste lid niet beschouwd die gedragingen waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
3.5. De Memorie van Toelichting bij art. 2 WAHV (Kamerstukken 20329, nr.3, pag. 37) houdt onder meer het volgende in: "In het tweede lid van artikel 2 is bepaald dat dit wetsvoorstel geen betrekking heeft op gedragingen waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht. Hiermee wordt aangesloten bij de thans geldende praktijk met betrekking tot de politietransactie. Onder punt 4c van de Handleiding politietransactie is aangegeven dat blijkens de richtlijn van het openbaar ministerie (Stcrt. 1982, 121) een politietransactie niet mag worden aangeboden in enkele in het bijzonder genoemde gevallen, waaronder <<wanneer het feit schade ten gevolge heeft gehad of overigens te ernstig van aard is>>".
3.6. Uit de gedingstukken blijkt het volgende. Op 3 juni 2002 is de betrokkene als bestuurder van een bromfiets betrokken geweest bij een aanrijding. Als gevolg van die aanrijding is schade toegebracht aan de bromfiets van de betrokkene en de aangereden auto en heeft de betrokkene lichamelijk letsel opgelopen. De bromfiets is vervolgens naar het politiebureau te Roermond gebracht, alwaar op een rollertestbank de constructiesnelheid is gemeten. Hierbij werd een constructiesnelheid vastgesteld van 61,04 km/h, rekening houdende met een meetcorrectie van -3 km/h. Ten overstaan van de politie heeft de betrokkene deze gedraging erkend.
3.7. Gelet op het in 3.6. overwogene stelt het hof vast, dat de bromfiets naar aanleiding van het ongeval naar het politiebureau is gebracht om aldaar de constructiesnelheid te kunnen meten.
3.8. De gedraging, waarvoor een sanctie is opgelegd, is een overtreding van het voorschrift van art. 5.1.1, eerste lid onder c. Voertuigreglement (VR) in verbinding met art. 5.6.8 VR.
3.9. In hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement (Besluit van 16 juni 1994, Stb. 450) zijn regels opgenomen met betrekking tot de permanente eisen voor het gebruik van voertuigen op de weg in hoofdstuk 5.
3.10. De Nota van Toelichting op het Voertuigreglement bevat ten aanzien van de inhoud van het reglement onder meer het navolgende ( NvT ) :
Hoofdstuk 5 bevat de permanente eisen die gelden voor voertuigen op de weg. De permanente eisen bestaan uit twee groepen eisen, te weten enerzijds eisen aan de onderscheiden categorieën voertuigen en anderzijds de zogenaamde gebruikseisen. De gebruikseisen zijn in feite gedragregels die rechtstreeks samenhangen met het gebruik dat van voertuigen wordt gemaakt, (...).
3.11. In aanmerking genomen, dat in dit geval niet is voldaan aan de permanente eisen, de maximum constructiesnelheid is immers overschreden, moet de geconstateerde overtreding als een op zichzelf staande gedraging worden beschouwd. Naar het oordeel van het hof kan daarom niet worden gezegd, dat als gevolg van de aldus vastgestelde gedraging, waarvoor de onder 3.1. vermelde sanctie is opgelegd, letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht, als bedoeld in het tweede lid van art. 2 WAHV. Derhalve kan de overtreding van art. 5.1.1, eerste lid onder c. Voertuigreglement (VR) in verbinding met art. 5.6.8 VR als een gedraging in de zin van art. 2, eerste lid, WAHV worden beschouwd. Aan dit oordeel kan niet afdoen dat de politie in het VOF heeft genoteerd dat de betrokkene te snel zou hebben gereden.
3.12. De advocaat-generaal heeft terecht erop gewezen, dat in dit geval niet de juiste feitcode is toegepast. De overschrijding van de maximum constructiesnelheid was namelijk 16,04 kilometer. Dit betekent dat de overschrijding in de categorie 15 km/h tot en met 20 km/h valt. De hierbij behorende feitcode is N 081 c. Het sanctiebedrag is in dit geval Euro 63,-. Het hof zal daarom beslissen in voege als na te melden.
3.13. Het hof acht geen termen aanwezig om een kostenvergoeding toe te kennen.
vernietigt de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie, voor zover daarbij de feitcode, de omschrijving van de gedraging en de hoogte van de sanctie in de inleidende beschikking in stand zijn gelaten;
wijzigt, met vernietiging van de inleidende beschikking in zoverre, de feitcode in: N 081 c en de omschrijving van de gedraging in: "bromfiets (constructie max. 45 km/h) overschrijdt max. constructiesnelheid meer dan 15 en t/m 20 km/h" en de sanctie in: Euro 63,-;
bepaalt dat een deel van hetgeen door de betrokkene op de voet van art. 11 WAHV tot zekerheid is gesteld, te weten een bedrag van Euro 23,- door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Weenink, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.