ECLI:NL:GHLEE:2004:AS7604

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
WAHV 04-00849
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dijkstra
  • A. Poelman
  • J. Weenink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de doorgetrokken streep in het verkeersreglement en de ervaring van de weggebruiker

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 november 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De betrokkene, die als kentekenhouder van een voertuig een administratieve sanctie van Euro 115,00 had ontvangen voor het overschrijden van een doorgetrokken streep, heeft hoger beroep ingesteld. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard. De betrokkene ontkende de gedraging, maar erkende dat zijn voertuig op het betreffende tijdstip op de Heikantstraat in Waalre had gereden. Hij betoogde dat de wegmarkering, door onderbrekingen, niet als een doorgetrokken streep kon worden ervaren.

De advocaat-generaal stelde dat de wegmarkering zich redelijkerwijs voordoet als een doorgetrokken streep volgens artikel 76 RVV 1990. Het hof oordeelde dat de gemiddelde weggebruiker de markering als een doorgetrokken streep ervaart, ondanks de onderbrekingen. De betrokkene had foto's overgelegd die volgens hem aantoonden dat de tussenruimtes groter waren dan 4 centimeter, maar het hof oordeelde dat dit niet wezenlijk afdoet aan de ervaring van de gemiddelde weggebruiker.

Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat de gedraging was verricht. De uitspraak benadrukt het belang van de perceptie van de weggebruiker bij de beoordeling van verkeersmarkeringen en de toepassing van verkeersregels.

Uitspraak

WAHV 04/00849
24 november 2004
CJIB 29064369560
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch
van 1 juni 2004
Betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder van het voertuig met het kenteken [kenteken] bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van Euro 115,00 opgelegd ter zake van "de doorgetrokken streep overschrijden tussen rijstroken/op paden met verkeer in beide richtingen naar links", welke gedraging zou zijn verricht op 11 augustus 2003 om 11.30 uur op de Heikantstraat in Waalre.
3.2. De betrokkene ontkent niet dat vorenbedoeld voertuig op voormelde tijd op de Heikantstraat in Waalre heeft gereden. Hij ontkent wel dat de gedraging is verricht. Hij stelt daartoe dat de betreffende overschreden streep in verband met aanwezige onderbrekingen noch in juridische, noch in taalkundige zin een doorgetrokken streep is.
3.3. De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de bewuste wegmarkering zich redelijkerwijs slechts kan voordoen als en door de weggebruiker worden ervaren als een doorgetrokken streep in de zin van art. 76 RVV 1990 en dat er in casu derhalve sprake was van een doorgetrokken streep. De advocaat-generaal baseert zich hierbij op de inhoud van het op zijn verzoek door de verbalisant Thiels op ambtseed opgemaakte proces-verbaal d.d. 16 augustus 2004 en de bijbehorende bijlagen (foto's). In het proces-verbaal verklaart de verbalisant dat op diverse plaatsen een ruimte van maximaal 4 centimeter, en wel tussen de 3,5 en 4 centimeter, is gemeten. Ter hoogte van zijwegen zijn er grotere afstanden tussen de strepen teneinde het mogelijk te maken linksaf of rechtsaf te slaan.
3.4. De betrokkene heeft aanvankelijk gesteld dat er sprake is van strepen met daartussen onderbrekingen van 5 à 7 centimeter. In de nadere toelichting op het hoger beroep, met daarbij foto's, voert hij als reactie op het verweerschrift van de advocaat-generaal aan dat niet overal de ruimte tussen de strepen 4 centimeter bedraagt, maar dat uit zijn eigen metingen, ook op de plaats waar de politie foto's heeft genomen, blijkt dat er ook tussenruimtes van 9 centimeter voorkomen. Uit een door de betrokkene overgelegde foto blijkt dat een tussenruimte van 4 centimeter wordt gevolgd door een tussenruimte van 9 centimeter. Naar de mening van de betrokkene is het door de verbalisant opgemaakte proces-verbaal niet objectief en zijn de foto's niet scherp, zodat er een doorgetrokken streep lijkt te zijn. De betrokkene is van mening dat op grond van de omstandigheden dat markering op het midden van het betreffende wegtraject van 1,6 kilometer lengte 36 maal wordt onderbroken door vlakken met grotere tussenruimten voor afslaand verkeer, er geen borden met inhaalverbod zijn geplaatst en er geen sprake is van een conform de Richtlijnen voor de bebakening markering van wegen aangebrachte doorgetrokken streep, hij als gemiddelde bestuurder de bewuste streep niet behoefde te ervaren als een doorgetrokken streep.
3.5. De door de betrokkene bedoelde Richtlijnen betreffen de "Richtlijnen voor de bebakening en markering van wegen", uitgebracht door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Dienst Verkeerskunde (december 1991). Hierin wordt op blz. 29 over doorgetrokken strepen in de lengterichting het volgende opgemerkt: "Bij doorgetrokken strepen in de lengterichting kunnen afwateringsproblemen ontstaan indien markeringsmateriaal met een dikte van meer dan 1 mm wordt gebruikt, bijvoorbeeld thermoplastisch materiaal. Water, dat tegen de randen van dit materiaal kan blijven staan, levert aquaplaning of opvriezingsgevaar op voor de weggebruiker. Het verdient daarom aanbeveling om bij toepassing van dit materiaal de doorgetrokken strepen te onderbreken (bijvoorbeeld om de 1,00 m) door het aanbrengen van een afwateringssleuf van 30 tot 50 mm breed."
3.6. Aan een weggebruiker komt niet een rechtstreeks beroep toe op het feit dat er eventueel sprake is van een niet conform de aanbevelingen in voormelde Richtlijnen aangebrachte doorgetrokken streep, aangezien deze zich niet richten tot de weggebruiker. Bepalend voor de weggebruiker is of de wegmarkering zich aan de gemiddelde weggebruiker voordoet als een doorgetrokken streep in de zin van artikel 76 RVV 1990.
3.7. Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de ambtsedige verklaring van de verbalisant en gaat er daarom van uit dat, behalve op de vlakken die bestemd zijn voor afslaand verkeer, de tussenruimte tussen de aangebrachte strepen in het algemeen maximaal 4 centimeter bedraagt. Aldus kan de bewuste wegmarkering zich redelijkerwijs slechts voordoen aan en door de gemiddelde weggebruiker worden ervaren als een doorgetrokken streep in de zin van art. 76 RVV 1990, omdat de streep bij het vooruitkijken als een doorgetrokken streep oogt. Het feit dat naar de betrokkene gestaafd met foto's en onweersproken heeft gesteld dat de tussenruimte soms groter is, tot wel 9 centimeter, brengt niet mee dat de bewuste wegmarkering zich aan de gemiddelde weggebruiker hierdoor wezenlijk anders voordoet. Dat geldt eveneens voor de omstandigheid dat de doorgetrokken streep kennelijk veelvuldig onderbroken wordt ten behoeve van afslaand verkeer. Van enige verwarring met een onderbroken streep kan, gezien het feit dat de tussenruimte tussen de strepen in dat geval aanmerkelijk groter is dan de 9 centimeter die in casu incidenteel aanwezig is, evenmin sprake zijn.
3.8. Aan de betrokkene kan worden toegegeven dat de door de verbalisant aangeleverde foto's niet scherp zijn en een vertekend beeld kunnen geven. Het oordeel van het hof berust echter met name op de andere feiten, zoals hiervoor weergegeven. De foto's zijn geen doorslaggevende factor.
3.9. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat er sprake is van een doorgetrokken streep in de zin van art. 76 RVV 1990 en dat de gedraging is verricht. De kantonrechter heeft het beroep terecht ongegrond verklaard en de beslissing waarvan beroep zal worden bevestigd.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Weenink, in tegenwoordigheid van mr. Hiemstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.