Parketnummer: 24-001402-03
Arrest d.d. 20 december 2004 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Groningen d.d. 7 oktober 2003 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in P.I. Noord - De Grittenborgh te Hoogeveen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank te Groningen heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, een bijkomende straf en een maatregel, één en ander als in het vonnis nader omschreven.
Aanwending van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn d.d. 9 oktober 2003 respectievelijk d.d. 20 oktober 2003 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 6 december 2004 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Het hof neemt uit het beroepen vonnis over de daar vermelde inhoud van de inleidende dagvaarding, zoals door de eerste rechter gewijzigd.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen aldus onder 4 primair aan verdachte is tenlastegelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
1.
hij in de periode van 1 januari 1998 tot en met 17 maart 2003 in Nederland meermalen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, hoeveelheden heroïne (diacetylmorfine) en hoeveelheden cocaïne en hoeveelheden van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hashish) en hoeveelheden hennep en
dat hij in de periode van 1 januari 1998 tot en met 17 maart 2003 in de gemeente Groningen meermalen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd hoeveelheden heroïne (diacetylmorfine) en hoeveelheden cocaïne, zijnde heroïne (diacetylmorfine) en cocaïne telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en zijnde hashish en hennep telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 18 maart 2003 in de gemeente Groningen en in de gemeente Utrecht telkens tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk
- in het pand [adres] te Groningen aanwezig heeft gehad een hoeveelheid heroïne (diacetylmorfine) en
een hoeveelheid cocaïne en hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, en
- in het pand [adres] te Groningen aanwezig heeft gehad een hoeveelheid cocaïne, en
- in het pand [adres] te Utrecht aanwezig heeft gehad ene hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hashish) en een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde cocaïne en heroïne en MDMA telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I en zijnde hashish en hennep telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 18 maart 2003 te Groningen in perceel [adres] een wapen van categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Feg, model Pp, voorzien van het serienummer BF31857) en munitie van categorie II, te weten vijf kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
4 subsidiair:
hij in de periode van 25 juli 2002 tot en met 18 maart 2003 in Nederland een computer (een zogenaamd notebook of laptop) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die computer wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert respectievelijk op de misdrijven:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A en B van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen
gepleegd,
2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen
gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen
gepleegd,
3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot
een vuurwapen van de categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
4 subsidiair: opzetheling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank heeft verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Verdachte en de officier van justitie zijn van deze uitspraak in hoger beroep gekomen.
De advocaat-generaal heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten lastgelegde feiten opnieuw wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van verdachte. Naar aanleiding hiervan is het hof van oordeel dat slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van lange duur in aanmerking komt.
Verdachte heeft zich tezamen met anderen gedurende een lange periode en op grote schaal op professionele wijze in Nederland en het buitenland bezig gehouden met de handel in verdovende middelen. Met anderen heeft verdachte hoeveelheden heroïne en cocaïne geëxporteerd naar Duitsland en grote hoeveelheden harddrugs en softdrugs verkocht en vervoerd in Nederland.
Verdachte heeft een aansturende en leidende rol vervuld bij deze export en handel in verdovende middelen.
De internationale drugshandel waaraan verdachte heeft deelgenomen, vormt een bedreiging voor de Nederlandse samenleving. Onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. Verdachte heeft de maatschappij bewust aan deze risico's blootgesteld en zich daarbij laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling en verboden wapenbezit.
Het hof heeft tevens kennis genomen van de inhoud van een verdachte betreffende uittreksel uit het documentatieregister d.d. 29 juli 2004, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld.
Gelet op voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof de door de eerste rechter opgelegde straf alleszins passend.
Het hof ziet in de omstandigheid dat aan (enkele) mededaders een lagere straf is opgelegd, gezien de bovenomschreven rol die verdachte heeft gespeeld, geen aanleiding van genoemd standpunt af te wijken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 2 (oud), 3, 3(oud), 10 en 10 (oud) van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De uitspraak
HET HOF,
RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
verklaart het verdachte als voormeld onder 4 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte als voormeld onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart deze feiten en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave aan SFB Groep van het navolgende inbeslaggenomen voorwerp:
een Gateway laptop, type Solo;
gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende inbeslaggenomen voorwerpen:
de goederen zoals aangegeven op de aan dit arrest gehechte kennisgeving van inbeslagneming genummerd 1444 tot en met 1447;
verklaart verbeurd de navolgende inbeslaggenomen voorwerpen:
de goederen zoals aangegeven op de aan dit arrest gehechte kennisgeving van inbeslagneming, genummerd 1433 en 1449 tot en met 1451;
verklaart aan het verkeer onttrokken de navolgende inbeslaggenomen voorwerpen:
de goederen zoals aangegeven op de aan dit arrest gehechte kennisgeving van inbeslagneming genummerd 1413 tot en met 1422, 1440 tot en met 1443, 1455 tot en met 1458 en 1426 tot en met 1429;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Kalsbeek, voorzitter, Elders en Van Beuge, in tegenwoordigheid van Eisma als griffier, zijnde mr. Elders en Van Beuge voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.