ECLI:NL:GHLEE:2004:AR8312
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Huiskes
- Rechtspraak.nl
Hypotheekschuld en aftrekbaarheid van rente in de inkomstenbelasting
In deze zaak stond de vraag centraal of de gehele hypotheekschuld van ƒ 200.000,-- kan worden aangemerkt als eigenwoningschuld, zodat de door de belanghebbende betaalde rente volledig als aftrekbare kosten kan worden beschouwd. De belanghebbende had een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PV) ontvangen voor het jaar 2001, waarbij de inspecteur een deel van de rente niet als aftrekbaar had erkend. De belanghebbende had de hypothecaire lening verhoogd ter financiering van verbouwingskosten van zijn eigen woning, maar de inspecteur betwistte dat de verhoging van de lening ook de kosten dekte die vóór de verhoging waren gemaakt.
De mondelinge behandeling vond plaats op 8 december 2004, waarbij de belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. De belanghebbende stelde dat de hypothecaire lening was verhoogd om de kosten van de verbouwing te dekken, terwijl de inspecteur aanvoerde dat de kosten al uit eigen middelen waren voldaan voordat de lening was verhoogd. Het gerechtshof oordeelde dat de belanghebbende onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling en dat de hypotheekverhoging slechts kon worden aangemerkt voor de kosten die na de verhoging waren gemaakt.
Het gerechtshof volgde het standpunt van de inspecteur en stelde de eigenwoningschuld vast op ƒ 148.000,--. Dit leidde tot de conclusie dat een deel van de betaalde hypotheekrente niet als aftrekbare kosten kon worden aangemerkt. De uitspraak van de inspecteur werd bevestigd, en de aanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.358,-- en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 780,--. De belanghebbende kreeg ook een tegemoetkoming in de proceskosten toegewezen.