ECLI:NL:GHLEE:2004:AR8289

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
WAHV 04-00236
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende borging van lading op bergingsvoertuig en verkeersveiligheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 december 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te Assen. De betrokkene, die als gemachtigde optrad, had een administratieve sanctie van € 115,- opgelegd gekregen voor het rijden met een voertuig dat zodanig was beladen dat er gevaar bestond voor het op de weg vallen van de lading. Dit zou zijn gebeurd op 24 januari 2003 op de A28 in Assen. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie vernietigd. De officier van justitie ging echter in hoger beroep tegen deze beslissing.

Het hof heeft de argumenten van de betrokkene en de officier van justitie zorgvuldig afgewogen. De betrokkene stelde dat zijn bergingsvoertuig was uitgerust met vier wielblokkeerklemmen, die volgens hem dezelfde functie vervullen als spanbanden. Het hof oordeelde echter dat de betrokkene niet had aangetoond dat de lading niet zijwaarts kon schuiven bij verkeerssituaties die grote centrifugale en verticale krachten met zich meebrachten. De deskundige van de politie had in zijn verklaring benadrukt dat de lading op een rijdend voertuig onderhevig is aan verschillende krachten en dat het gebruik van enkel wielblokkeerklemmen niet voldeed aan de eisen van de verkeersveiligheid.

Het hof concludeerde dat de lading zodanig gezekerd dient te zijn dat deze niet van het voertuig kan vallen, ook niet bij noodsituaties. De betrokkene had niet aangetoond dat zijn methode van ladingbeveiliging voldeed aan de wettelijke eisen. Daarom vernietigde het hof de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep van de betrokkene alsnog ongegrond.

Uitspraak

WAHV 04/00236
1 december 2004
CJIB 89059439269
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te Assen
van 10 december 2003
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Assen gegrond verklaard en deze beslissing vernietigd. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De officier van justitie heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De gemachtigde van de betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Bij brief van 9 september 2004 heeft het hof de gemachtigde van de betrokkene verzocht nadere informatie in het geding te brengen. Aan dit verzoek is voldaan.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van Euro 115,- opgelegd ter zake van "met een voertuig rijden, terwijl het zodanig is beladen dat er gevaar bestaat voor het op de weg vallen van de lading", welke gedraging zou zijn verricht op 24 januari 2003 op de A28 in Assen. De bij deze gedraging behorende feitcode is P 060.
3.2. De betrokkene heeft tegen deze beschikking beroep ingesteld en ontkent de gedraging te hebben verricht. Hiertoe is aangevoerd, dat het voertuig waarmee de gedraging is verricht een bergingsvoertuig is. Dit voertuig beschikt over vier wielblokkeerklemmen, waarvan twee voor en twee achter de wielen worden geplaatst, zodat de op het bergingsvoertuig geplaatste auto niet voor- of achteruit kan komen. Volgens de betrokkene hebben deze klemmen dezelfde functie als spanbanden. Verder wordt deze auto in de eerste versnelling gezet en op de handrem. Volgens de betrokkene is dit een standaard bevestigingsmethode voor bergingsvoertuigen en autotransporters. De betrokkene stelt zich dan ook op het standpunt dat de op het bergingsvoertuig geplaatste auto onmogelijk daar vanaf kan vallen.
3.3. De officier van justitie heeft het tegen deze beschikking ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3.4. Bij de bestreden beslissing heeft de kantonrechter het tegen de beslissing van de officier van justitie ingestelde beroep gegrond verklaard en deze beslissing vernietigd. Hiertoe is - kort samengevat - overwogen, dat de officier van justitie geen onderbouwing heeft gegeven van de stelling dat de door de betrokkene gehanteerde zekeringsmethode met vier wielkeggen, waarmee volgens de gebruikershandleiding van het desbetreffende bergingsvoertuig is gehandeld, in dit geval tot gevaarzetting heeft geleid.
3.5. De officier van justitie stelt zich op het standpunt, dat de wijze waarop de betrokkene de lading van het bergingsvoertuig heeft geborgd niet voldoende is. Blijkens het verweerschrift van de advocaat-generaal heeft de officier van justitie zich bij de argumentatie van zijn beroepschrift gebaseerd op informatie van H. de Haan, specialist voertuigtechniek, hoofdagent van politie bij de Dienst verkeer/unit transport en milieucontroles van het korps landelijke politiediensten te Driebergen. In diens bij het verweerschrift gevoegde schrijven wordt aangevoerd, dat "in het huidige drukke verkeer (...) de lading op een rijdend voertuig niet alleen onderhevig (is) aan rem- en acceleratiekrachten, maar ook aan centrifugale en verticale krachten. Centrifugale ten gevolge van het rijden door bochten of uitwijken, verticale ten gevolge van trillingen en oneffenheden in het wegdek of ernaast gelegen bermen, stoepranden, vluchtheuvels en dergelijke. Het streven zal (....) moeten zijn om onder normale rijomstandigheden de lading op zijn plek te houden. Onder normale rijomstandigheden vallen ook het maken van een noodstop en uitwijkmanoeuvres. Het grootste gevaar ontstaat bij een combinatie van de beschreven omstandigheden, bijvoorbeeld uitwijken, waarbij tevens geremd wordt of moet worden en waarbij mogelijk nog een verticale kracht optreedt. Een ander voorbeeld is een te hoge aanvangssnelheid in een (verkeerd ingeschatte) bocht waarbij een grote centrifugaalkracht optreedt. Vaak heeft een dergelijke inschattingsfout remmen of abrupte stuurbewegingen tot gevolg. Zodra centrifugale, rem- of een combinatie van deze krachten groter is dan de wrijvingskracht, - die de lading op zijn plek houdt -, gaat de lading schuiven. Wrijvingskracht is een constante waarde zolang het zwaartepunt van de lading een constante is. Echter tijdens het rijden waarbij tevens verticale krachten optreden (en zeker bij het vervoer van voertuigen die zelf ten gevolge van het rijden in- en uitveren en overhellen) is het zwaartepunt variabel hetgeen de lading meer instabiel maakt dan massieve lading. Het effect van die krachten wordt door een veranderend zwaartepunt versterkt. In het onderhavige geval waarbij enkel de blokken/keggen voor en achter de voorwielen geplaatst waren is het gevaar aanwezig dat het voertuig ten gevolge van optredende centrifugaalkrachten, verticale krachten en instabiliteit van de plaats van het zwaartepunt naar de zijkant weg kan schuiven of kantelen en van het dragende voertuig kan vallen. (...) Het positieve effect van een of meer spanbanden, waarbij het voertuig direct aan de laadvloer wordt verankerd is gelegen in het feit dat de optredende krachten direct via de sjormiddelen worden overgebracht op het dragende voertuig. De lading wordt hierdoor begrensd in de richting van de optredende kracht, dus ook naar de zijkant. Door afvallende of reeds afgevallen lading kan de verkeersveiligheid op ernstige wijze in gevaar worden gebracht. (...)".
3.6. De in feitcode P 060 genoemde gedraging is een overtreding van art. 5.18.6., eerste lid, Voertuigreglement. Deze bepaling luidt als volgt: "Het voertuig moet zodanig zijn beladen dat de lading of delen daarvan niet van het voertuig kunnen vallen.".
3.7. In geschil is de vraag of de betrokkene het desbetreffende bergingsvoertuig zodanig heeft beladen dat de lading van dit voertuig kon vallen.
3.8. Naar het oordeel van het hof dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord. Het hof overweegt hiertoe, dat het zich kan verenigen met de uitvoerige uiteenzetting van de specialist voertuigtechniek van de KLPD, hiervoor weergegeven onder 3.5.
3.9. Het hof stelt voorts vast, dat de visie van de deskundige wordt gedeeld in het Handboek van Transport en Logistiek Nederland voor het goed vastzetten van lading, waarin in hoofdstuk 8, paragraaf 8.1. onder (4) als minimale eisen voor het vastzetten van auto's op een autotransporter worden genoemd:
"Gebruik minstens twee wielblokken per voertuig om auto's en lichte bestelvoertuigen op autotransporters op een veilige en verantwoorde wijze te vervoeren
In aanvulling hierop moet u minstens één wiel van elk voertuig met een spanband vastzetten."
3.10. Door uitsluitend gebruik te maken van wielblokkeerklemmen heeft de betrokkene niet aangetoond, dat de lading niet zijwaarts kan schuiven, indien er in bepaalde verkeerssituaties grote centrifugale en/of verticale krachten optreden. Dat de wielblokkeerklemmen dezelfde functie hebben als spanbanden, zoals de betrokkene stelt, heeft de betrokkene niet aannemelijk gemaakt.
3.11. Voor zover de betrokkene zich op het standpunt stelt dat hij de lading in overeenstemming met de gebruikershandleiding en de daarbij behorende veiligheidsvoorschriften heeft aangebracht en derhalve de gedraging niet heeft verricht, miskent de betrokkene de status van de gebruikershandleiding en dat het er niet om gaat of hij aan deze handleiding heeft voldaan, maar of aan het bepaalde in art. 5.18.6, eerste lid, VR is voldaan.
3.12. Het hof is van oordeel, dat - gelet op het grote gevaar voor de verkeersveiligheid dat ontstaat door afvallende of afgevallen lading - dat lading zodanig gezekerd dient te zijn, dat ook bij verkeerssituaties die een noodstop of een uitwijkmanoeuvre vergen deze niet van het voertuig kan vallen. Het enkel toepassen van wielklemmen als in casu voldoet gelet op het vorenoverwogene niet aan hetgeen art.5.18.6, eerste lid, VR eist.
3.13. Gelet op het voorgaande dient de beslissing van de kantonrechter te worden vernietigd. Het hof zal het bij de kantonrechter ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaren.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep alsnog ongegrond.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Weenink, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.