ECLI:NL:GHLEE:2004:AR5777

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 172/03 Leges
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Fransen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen leges voor bouw- en sloopvergunning gemeente Westerveld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de belanghebbende, X, tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Westerveld over de in rekening gebrachte leges voor een bouw- en sloopvergunning. De belanghebbende had op 28 oktober 2002 een bouwaanvraag ingediend voor het verbouwen van een oud tolhuis aan de a-straat 9 te L. De gemeente Westerveld bracht leges in rekening voor het in behandeling nemen van deze aanvraag, alsook voor een aanvraag voor een sloopvergunning. De leges voor de bouwvergunning bedroegen € 395,55 en voor de sloopvergunning € 62,55. De belanghebbende ging in beroep tegen deze leges, maar het gerechtshof oordeelde dat de leges terecht waren opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 juni 2004 werd de zaak besproken, waarbij de gemachtigde van de ambtenaar aanwezig was. Het hof concludeerde dat de leges correct waren berekend op basis van de geldende verordening en tarieventabel. De belanghebbende had geen overtuigende argumenten aangedragen die de hoogte van de leges in twijfel trokken. Het hof verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en oordeelde dat er geen termen waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op 12 november 2004 gedaan en op 17 november 2004 aan beide partijen verzonden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. BK 172/03 12 november 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, vijfde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Westerveld (: de ambtenaar), gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de in rekening gebrachte leges.
1. Ontstaan en loop van het geding.
Aan belanghebbende werd - gedateerd 6 januari 2003 – een kennisgeving uitgereikt ter zake van leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag bouwvergunning, op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2002 en de daarbij behorende tarieventabel van de gemeente Westerveld (nader: de verordening), tot een bedrag van € 395,55.
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een sloopvergunning is belanghebbende bij kennisgeving gedateerd 3 december 2002 op grond van de verordening € 62,55 aan leges in rekening gebracht.
Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de ambtenaar bij de bestreden uitspraak van 15 januari 2003, verzonden 16 januari 2003, de te betalen leges gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen door middel van een beroepschrift (met bijlagen), hetwelk op 19 februari 2003 bij het gerechtshof is ingekomen.
De ambtenaar heeft op 26 maart 2004 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.
De belanghebbende heeft bij brief van 27 mei 2004 een nadere toelichting gegeven. Deze brief is in afschrift aan de ambtenaar toegezonden.
Bij de mondelinge behandeling van 7 juni 2004, gehouden te Assen, waren aanwezig de belanghebbende en de gemachtigde van de ambtenaar, mevr. A, bijgestaan door dhr. B.
Ter voormelde zitting heeft de gemachtigde van de ambtenaar een door haar ter zitting voorgedragen pleitnota overgelegd.
Het gerechtshof heeft op 21 juni 2004 mondeling uitspraak gedaan. Afschriften van het daarvan opgemaakte proces-verbaal zijn op 5 juli 2004 per aangetekende post aan de partijen verzonden.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
Op 8 september 2004 is bij het gerechtshof een verzoek van de belanghebbende ingekomen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
Het door de belanghebbende verschuldigde griffierecht is op 7 oktober 2004 voldaan.
2. De feiten.
Op grond van de gedingstukken alsmede het verhandelde ter zitting staat tussen de partijen als niet, dan wel onvoldoende weersproken, het volgende vast:
2.1. Op 28 oktober 2002 heeft de belanghebbende bij de gemeente Westerveld een bouwaanvraag ingediend voor het verbouwen en renoveren van een oud tolhuis aan de a-straat 9 te L.
In de door de gemeente Westerveld aan de belanghebbende verzonden ontvangstbevestiging, van 29 oktober 2002, is vermeld dat voor het in behandeling nemen van de aanvraag leges in rekening zullen worden gebracht. Tevens werd in deze brief aan de belanghebbende meegedeeld dat indien de bouwaanvraag in strijd zou zijn met het geldende bestemmingsplan een vrijstellingsprocedure moet worden gevolgd.
Tot de aanvraag voor een bouwvergunning behoort, naast de woning, tevens een bijgebouw.
In de brief van 3 december 2002 is aan belanghebbende door de gemeente meegedeeld dat het geldende bestemmingsplan het betreffende perceel tot “woondoeleinden” bestemt en dat de bebouwingsvoorschriften bij die bestemming aangeven dat bij woningen geen bijgebouwen mogen worden gebouwd. Het ingediende bouwplan was naar de opvatting van de gemeente in strijd met deze voorschriften. In deze brief is aangegeven dat het bestemmingsplan in principe de mogelijkheid biedt om vrijstelling te verlenen van genoemde bebouwingsvoorschriften, voor het bouwen van bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2. Tevens is in die brief uitgelegd en is vermeld dat er voor deze procedure extra leges ad € 109,50 verschuldigd is door de aanvrager.
2.2. Op 28 oktober heeft de belanghebbende tevens een sloopvergunning als bedoeld in artikel 8.1.1 van de bouwverordening aangevraagd voor een woning.
2.3. De betreffende leges zijn door de gemeente in rekening gebracht ter zake van het in behandeling nemen van de door de belanghebbende ingediende aanvraag voor een bouwvergunning ad € 227,50, voor artikel 15 W.R.O.-procedure (binnenpl. Vrijstelling) ad € 109,50, alsmede € 59,00 voor welstandsadvisering.
Daarnaast is leges in rekening gebracht voor het in behandeling nemen van een aanvraag sloopvergunning ad € 62,55.
2.4. Terzake van het in behandeling nemen van deze twee aanvragen werden leges geheven op grond van de legesverordening 2002, zoals die voor het belastingjaar 2002 gold in de gemeente Westerveld.
2.5. De Verordening en de daarbij behorende tarieventabel behoren tot de gedingstukken.
2.6. De Verordening is tijdig bekend gemaakt in de plaatselijke krant.
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
In geschil is (de hoogte van) de in rekening gebrachte leges.
4. De overwegingen omtrent het geschil:
4.1. Op grond van de vaststaande feiten onder 2.1 is aannemelijk dat de aanvraag van de bouwvergunning betrekking heeft op een bouwplan waarvoor een vergunning moet worden verleend met toepassing van artikel 15 van de Wet Ruimtelijke Ordening, zodat het overeenkomstig artikel 5.2.1 van de bij de Verordening behorende tarieventabel verschuldigde bedrag van € 227,50 overeenkomstig artikel 5.5.1 van die tabel dient te worden verhoogd met € 109,05.
Het totaal overeenkomstig de tarieventabel verschuldigde bedrag aan leges (€ 109,05 + € 227,50) ten behoeve van de bouwaanvraag is dan ook terecht – naast het niet tussen partijen in geding zijnde bedrag van € 59,--, voor de welstandsadvisering – tot op € 395,55 berekend. Er zijn geen feiten gesteld en aannemelijk geworden die leiden tot de conclusie dat het verschuldigde bedrag aan leges te hoog is bepaald.
4.2. Vaststaat dat de belanghebbende een sloopvergunning als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Bouwverordening heeft aangevraagd.
Overeenkomstig artikel 5.11.1 van de tarieventabel worden reeds leges verschuldigd voor het enkel in behandeling nemen van een aanvraag tot sloop, zoals in casu.
Dat het hergebruik van de bij de sloop vrijkomende materialen, zoals door de belanghebbende gesteld, hem zou vrijwaren van betaling van het betalen van leges snijdt geen hout.
Naar het oordeel van het gerechtshof heeft de ambtenaar mitsdien op grond van de Verordening en de daarbij behorende tarieventabel het tarief terzake van het in behandeling nemen tot het verkrijgen van een sloopvergunning, ad € 62,55, terecht aan de belanghebbende in rekening gebracht.
4.3. Ook voor het overige heeft de belanghebbende naar het oordeel van het gerechtshof geen terzake doende feiten in het geding gebracht en aannemelijk gemaakt die hem (ten dele) zouden ontslaan van de verschuldigdheid van leges aangaande zijn aanvraag tot de bouw- en sloopvergunning.
5. De conclusie
Gelet op het vorenstaande moet het beroep van de belanghebbende ongegrond worden verklaard.
6. De proceskosten
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. De beslissing
Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 12 november 2004 door mr. Fransen, raadsheer als voorzitter, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier Gerrits en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Op 17 november 2004 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.