ECLI:NL:GHLEE:2004:AR5773

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 2186/02 WOZ
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Prof. mr. Aardema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vastgestelde waarde van onroerende zaak in het kader van de Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de vastgestelde waarde van een onroerende zaak centraal. De belanghebbende, X, heeft beroep ingesteld tegen de waardebeschikking van de gemeente Terschelling, die de waarde van zijn woning aan de a-weg 8 te L op € 173.344,-- heeft vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 1999. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 oktober 2004, waarbij de belanghebbende en zijn echtgenote aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de ambtenaar. De ambtenaar had eerder de waarde gehandhaafd na bezwaar van de belanghebbende, die een lagere waarde van € 136.134,-- bepleitte.

Het hof overweegt dat de ambtenaar de waarde heeft vastgesteld op basis van een taxatierapport van A bv, dat de waarde heeft bepaald door middel van vergelijking met referentieobjecten. De belanghebbende betwist de vastgestelde waarde en stelt dat deze niet overeenkomt met de waarde in het economische verkeer. Het hof concludeert dat de ambtenaar de waarde niet hoger heeft vastgesteld dan de waarde in het economische verkeer per waardepeildatum en dat de grieven van de belanghebbende niet slagen. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

De uitspraak is gedaan door Prof. mr. Aardema, vice-president en voorzitter van de eerste enkelvoudige belastingkamer, en is openbaar uitgesproken op 12 november 2004. De proceskosten worden niet toegewezen, aangezien het hof geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
BK-02/02186 12 november 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z (: de belanghebbende)
tegen de uitspraak van
de heffingsambtenaar van de gemeente Terschelling (: de ambtenaar)
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan hem uitgereikte waardebeschikking van nagenoemde onroerende zaak.
1. De procesgang
1.1. In het kader van de Wet waardering onroerende zaken (: de Wet) heeft de ambtenaar de waarde van de onroerende zaak a-weg 8 te L (: de onroerende zaak) bij waardebeschikking d.d. 31 oktober 2001 per waardepeildatum 1 januari 1999, geldend voor het tijdvak van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004, vastgesteld op € 173.344,--.
1.2. Deze waarde heeft de ambtenaar na daartegen door de belanghebbende gemaakt bezwaar bij uitspraak van 19 november 2002 gehandhaafd.
1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende bij een op 30 december 2002 bij het hof binnengekomen beroepschrift beroep ingesteld.
1.4. Van de ambtenaar is op 8 april 2003 een verweerschrift met bijlagen ontvangen.
1.5. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de zitting
van 18 oktober 2004 te Leeuwarden, alwaar zijn verschenen de belanghebbende vergezeld van zijn echtgenote en de gemachtigden van de ambtenaar.
1.6. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Het geschil en de standpunten van partijen.
2.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de vastgestelde waarde overeenkomt met de waarde in het economische verkeer per waardepeildatum 1 januari 1999.
2.2. De belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. Hij bepleit een waarde van € 136.134,-- (ƒ 300.000,--). De ambtenaar concludeert tot bevestiging van de beroepen uitspraak.
2.3. Voor een meer uitvoerige uiteenzetting van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.
Partijen hebben daaraan ter zittingen geen nadere gronden aangevoerd.
3. De overwegingen omtrent het geschil.
3.1. Ingevolge artikel 17 , lid 1, van de Wet wordt een waarde aan een onroerende zaak toegekend. Ingevolge lid 2 van dat artikel wordt de waarde bepaald op de waarde, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
3.2. Ingevolge artikel 18, lid 1, van de Wet wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald naar de waarde die de zaak op de waardepeildatum (in casu 1 januari 1999) heeft naar de staat waarin de zaak op die datum verkeert.
3.3. Ingevolge artikel 4, lid 1 onder a, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken (: de Uitvoeringsregeling), wordt de waarde, bedoeld in artikel 17, lid 2, van de Wet voor woningen onder meer bepaald door middel van een methode van vergelijking met referentieobjecten.
3.4. De ambtenaar, op wie te dezen de bewijslast rust, heeft voor de onderbouwing van de door hem vastgestelde waarde gebruik gemaakt van een taxatierapport d.d. 17 januari 2003 van A bv, gevestigd te M.
3.5. Blijkens dit rapport is de waarde van de onroerende zaak door middel van een methode van vergelijking met referentieobjecten als bedoeld in de Uitvoeringsregeling bepaald op € 173.344,--.
3.6. Voor zover de belanghebbende bepleit dat de vastgestelde waarde niet kan worden afgeleid van de in het taxatierapport genoemde transacties van referentieobjecten overweegt het hof dat het gebruik van referentieobjecten is bedoeld om transactiewaarden te vergelijken en dat de verkoop van zodanige referentieobjecten te alle tijde als bevestiging van de vastgestelde waarde kan dienen. Hierbij is niet vereist dat het vergelijkingsobject identiek is aan de woning waarvan de waarde dient te worden vastgesteld. Het hof is dan ook van oordeel dat de genoemde vergelijkingsobjecten de door de ambtenaar vastgestelde waarde in voldoende mate onderbouwen. referentieobjecten. De terzake opgeworpen grieven falen derhalve.
3.7. Voor zover de belanghebbende bepleit dat aan zijn woning een tehoge waarde is toegekend in vergelijking met de vorige woz-waarde en in vergelijking met de aan de onroerende zaak a-weg 6 toegekende waarde van € 136.000,--, overweegt het hof dat een vergelijking met de vorige woz-waarde niet berust op wettelijke bepalingen zodat een zodanig beroep niet kan slagen en dat een vergelijking met de onroerende zaak a-weg 6 niet opgaat nu dit object niet is aangemerkt en niet kan worden aangemerkt als een vergelijkingsobject, nu terzake van dit object geen transactie heeft plaatsgehad. Voorzover laatstgenoemde grief moet worden opgevat als een beroep op het gelijkheidsbeginsel overweegt het hof dat dit beroep niet kan slagen nu niet aannemelijk is dat de onderhavige onroerende zaak en het object a-weg 6 identieke woningen zijn.
3.8. Op grond van de inhoud van het verweerschrift van de ambtenaar en het daarbij overgelegde taxatierapport is het hof van oordeel dat de ambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet hoger heeft vastgesteld dan de waarde in het economische verkeer per waardepeildatum 1 januari 1999. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de grieven van belanghebbende niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
3.9. Het beroep is gelet op het voorgaande ongegrond.
4. De proceskosten.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. De beslissing.
Het hof:
verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan door Prof. mr Aardema, vice-president, voorzitter, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 12 november 2004, door de voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier.
Op 17 november 2004 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.