ECLI:NL:GHLEE:2004:AR5221

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
WAHV 04-00618
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens niet tijdig indienen van beroepschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 13 oktober 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 12 december 2003. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard. De gemachtigde van de betrokkene heeft op 15 april 2004 geïnformeerd naar de stand van zaken omtrent de beslissing van de kantonrechter, maar de beslissing was niet op de juiste wijze bekendgemaakt aan de gemachtigde. De griffier van de rechtbank had verzuimd om een afschrift van de beslissing naar de gemachtigde te sturen, waardoor de beroepstermijn niet was aangevangen. Het hof oordeelt dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep pas aanvangt op het moment dat de beslissing op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. In dit geval was de gemachtigde al begin maart 2004 op de hoogte van de beslissing van de kantonrechter, maar heeft hij pas op 15 april 2004 actie ondernomen om de inhoud van de beslissing te achterhalen. Hierdoor heeft hij niet tijdig hoger beroep ingesteld, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep. Het hof verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep, waardoor de bezwaren van de betrokkene tegen de beslissing van de kantonrechter niet aan de orde komen.

Uitspraak

WAHV 04/00618
13 oktober 2004
CJIB 89057731194
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te Rotterdam
van 12 december 2003
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De gemachtigde heeft op 15 april 2004 bij brief aan de officier van justitie geïnformeerd naar de stand van zaken omtrent het geven van een beslissing door de kantonrechter. Na ontvangst van een brief van de griffier van de rechtbank d.d. 20 april 2004 heeft de gemachtigde bij brief van 27 april 2004 zich beklaagd over de in eerste aanleg gevolgde procedure.
De griffier van de rechtbank heeft voornoemde brief van 27 april 2004 opgevat als een hoger beroepschrift tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 12 december 2003 en de correspondentie alsmede de gedingstukken naar de griffier van het hof verzonden.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft in een reactie op het verweerschrift schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Ingevolge het in art. 14, eerste lid, WAHV in verbinding met het in de artt. 6:24, 6:7 en 6:8 Awb bepaalde dient het hoger beroep te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de bestreden beslissing is toegezonden. Blijkens een op de beslissing geplaatste stempelafdruk en blijkens een brief van de griffier van de rechtbank is (een afschrift van) de bestreden beslissing op 12 december 2003 aan de betrokkene toegezonden. Bij brief van 20 april 2004 aan de gemachtigde van de betrokkene heeft de griffier van de rechtbank in reactie op diens brief van 15 april 2004 meegedeeld dat ten gevolge van een omissie geen afschrift van de beslissing van de kantonrechter is verzonden naar de gemachtigde van de betrokkene. Bij die brief is alsnog een afschrift van de beslissing aan de gemachtigde toegezonden.
3.2. Nu de beslissing van de kantonrechter in strijd met het in art. 6:17 Awb bepaalde niet ook aan de gemachtigde van de betrokkene is toegezonden, is die beslissing niet op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. De termijn, als bedoeld in art. 6:8, eerste lid, Awb is derhalve niet aangevangen op 12 december 2003, de eerdergenoemde datum van verzending aan de betrokkene.
3.3. Uit het navolgende blijkt evenwel dat de gemachtigde van de betrokkene in elk geval op enig tijdstip nadien op de hoogte is geraakt van de omstandigheid dat de kantonrechter een beslissing heeft gegeven op het beroep.
3.4. In zijn brief van 15 april 2004 schrijft de gemachtigde van de betrokkene:
"Op 13 februari jl. heeft het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden een betalingsoverzicht na beroep bij de kantonrechter toegezonden. Hierin werd melding gemaakt, dat de kantonrechter een beslissing genomen heeft en dat wij hierover nog in kennis gesteld zouden worden. Echter tot op heden is dit nog niet geschied. (...)".
De advocaat-generaal stelt in zijn verweerschrift dat blijkens ingewonnen inlichtingen bij het CJIB aan zowel de betrokkene als aan de gemachtigde van de betrokkene op 13 februari 2004 een betalingsoverzicht na beroep bij de kantonrechter is gezonden. Deze stelling wordt overigens door de advocaat-generaal niet met bescheiden of anderszins gestaafd.
In reactie op het verweerschrift van de advocaat-generaal laat de gemachtigde van de betrokkene weten dat hij zelf nimmer een betalingsoverzicht als voormeld heeft ontvangen, doch dat dit begin maart 2004 door de betrokkene aan hem is overhandigd.
3.5. Het is het hof ambtshalve bekend dat op een betalingsoverzicht na beroep op de kantonrechter onder meer staat vermeld: "U hebt beroep ingesteld bij de kantonrechter tegen de beslissing van de officier van justitie inzake de administratieve sanctie met het hierboven vermelde beschikkingsnummer. Inmiddels is een beslissing genomen naar aanleiding van uw beroep bij de kantonrechter, waarover u apart bericht hebt gekregen dan wel binnenkort zult ontvangen. Als gevolg van die beslissing moet u nog een bedrag betalen. (....)".
3.6. Van de gemachtigde van de betrokkene mag onder de gegeven omstandigheden verlangd worden dat hij zo spoedig mogelijk informeert, ofwel bij de betrokkene, ofwel bij de kantonrechter, dan wel anderszins, naar de beslissing van de kantonrechter, van het bestaan waarvan hij tenminste sinds begin maart 2004 op de hoogte was en waarvan hij toen ook wist dat die beslissing in elk geval was genomen voordat eerdergenoemd betalingsoverzicht op 13 februari 2004 aan de betrokkene was verzonden.
3.7. Nu de gemachtigde van de betrokkene eerst bij brief van 15 april 2004, op 16 april 2004 bij het arrondissementsparket te Rotterdam ingekomen, heeft geïnformeerd naar de beslissing van de kantonrechter, kan niet gezegd worden dat hij tijdig heeft gereageerd. Daarbij komt, dat het voor de hand zou hebben gelegen, - indien de stelling van de gemachtigde juist zou zijn, dat hij eerst kennis nam van het betalingsoverzicht nadat hem dit door de betrokkene was overhandigd -, om bij de betrokkene te informeren of zij (wel) de beslissing van de kantonrechter had ontvangen, waarna van hem een onmiddellijke reactie had mogen worden verwacht om eveneens in het bezit te worden gesteld van een afschrift van de uitspraak.
3.8. Het hof is van oordeel dat, hoewel de termijn als bedoeld in art. 6:8, eerste lid, Awb, in beginsel eerst aanvangt nadat de beslissing op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, daarop een uitzondering moet worden gemaakt in een geval als het onderhavige, waarin het bestaan van de vóór 13 februari 2004 genomen beslissing van de kantonrechter de gemachtigde in ieder geval reeds begin maart 2004 bekend was en hij pas op 15 april 2004 stappen heeft ondernomen om van de inhoud van de beslissing op de hoogte te raken, waarna hij op 27 april 2004 hoger beroep heeft ingesteld. De gemachtigde heeft aldus niet zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs van hem mocht worden verlangd hoger beroep ingesteld.
3.9. De betrokkene kan derhalve niet in het hoger beroep worden ontvangen. De bezwaren van de betrokkene tegen de beslissing waarvan beroep kunnen dan ook niet aan de orde komen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Weenink in tegenwoordigheid van mr. Hiemstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.