ECLI:NL:GHLEE:2004:AR3967
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- prof. mr. Aardema
- mr. Drion
- mr. Van der Meer
- Rechtspraak.nl
Waarde in het economische verkeer van onroerend goed en bindende taxatie door de inspecteur
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 8 oktober 2004, staat de waarde in het economische verkeer van een pand centraal, evenals de vraag of de inspecteur gebonden is aan een gezamenlijke taxatie. De belanghebbende, die een woninginrichtingsbedrijf exploiteerde, had haar onderneming per 31 december 2000 gestaakt en diende haar aandeel in het pand over te brengen naar haar privé-vermogen. De inspecteur had de waarde van het pand vastgesteld op f. 700.000,--, terwijl de belanghebbende uitging van een waarde van f. 335.000,--, gebaseerd op een gezamenlijke taxatie van 6 december 2000. De inspecteur handhaafde zijn standpunt na bezwaar van de belanghebbende, wat leidde tot een beroepsprocedure.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat de belanghebbende de inspecteur aansprakelijk stelde voor de hoge waarde, terwijl de inspecteur betoogde dat hij niet gebonden was aan de gezamenlijke taxatie, omdat deze alleen gold voor een eerdere peildatum. Het hof oordeelde dat de inspecteur in zijn bewijsvoering was geslaagd en dat de waarde van f. 700.000,-- aannemelijk was, onderbouwd door een taxatierapport. De stelling van de belanghebbende dat de onderhoudstoestand van het pand slecht was en dat de huurprijs te hoog was, werd door het hof verworpen, omdat de inspecteur voldoende rekening had gehouden met de omstandigheden.
Uiteindelijk verklaarde het hof het beroep ongegrond, waarbij het de belanghebbende niet in het gelijk stelde. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de belastinginspecteur om de waarde van onroerend goed goed te onderbouwen en de voorwaarden waaronder taxaties bindend zijn. De beslissing werd op 13 oktober 2004 aan beide partijen aangetekend verzonden.