ECLI:NL:GHLEE:2004:AR2657

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 696/03 Forensenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Prof. mr. E. Aardema
  • M. Haarsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag forensenbelasting gemeente Westerveld

In deze zaak gaat het om de aanslag forensenbelasting die aan de belanghebbende is opgelegd door de gemeente Westerveld. De belanghebbende is bij aanslagbiljet d.d. 31 mei 2003 aangeslagen voor het belastingjaar 2002, met een bedrag van € 448,-- op basis van een grondslag van 1,00. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de ambtenaar heeft de aanslag bij uitspraak van 8 juli 2003 gehandhaafd. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof Leeuwarden, dat op 17 juni 2004 de mondelinge behandeling heeft gehouden.

De kern van het geschil is of de aanslag forensenbelasting op juiste gronden is opgelegd. De belanghebbende stelt dat de gemeente hem ten onrechte een aanslag heeft opgelegd, omdat er een verbod tot permanente bewoning van de woning zou zijn. Het hof overweegt dat volgens de "Verordening forensenbelasting 2002" van de gemeente Westerveld een directe belasting wordt geheven van natuurlijke personen die zonder hoofdverblijf in de gemeente meer dan 90 dagen per jaar een gemeubileerde woning beschikbaar houden. De belanghebbende wordt als belastingplichtige aangemerkt op basis van deze verordening.

Het hof concludeert dat de aanslag is gebaseerd op een verordening die voortvloeit uit de Gemeentewet. De omstandigheid dat de gemeente geen permanente bewoning toestaat, doet niet af aan de rechtsgrond van de aanslag. Bovendien heeft de belanghebbende niet aangetoond dat hij op zijn bezwaar door de ambtenaar is gehoord, wat volgens de Algemene wet inzake rijksbelastingen enkel op verzoek hoeft te gebeuren. Het hof verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
BK-03/00696 9 september 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z (: de belanghebbende)
tegen de uitspraak van
de heffingsambtenaar van de gemeente Westerveld (: de ambtenaar)
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag forensenbelasting terzake van het jaar 2002.
1. De procesgang
1.1. Belanghebbende is bij aanslagbiljet d.d. 31 mei 2003 aangeslagen in
de forensenbelasting 2002. Het bedrag van de aanslag is € 448,-- opgelegd naar een grondslag van 1,00.
1.2. Deze aanslag heeft de ambtenaar na daartegen door de belanghebbende gemaakt bezwaar bij uitspraak van 8 juli 2003 gehandhaafd.
1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende bij een op 18 augustus 2003 bij het hof binnengekomen beroepschrift beroep ingesteld.
1.4. Van de ambtenaar is op 1 oktober 2003 een verweerschrift met
bijlagen ontvangen.
1.5. Op 3 december 2003 is van belanghebbende een conclusie van repliek (met bijlagen) bij het hof ingekomen. De ambtenaar heeft vervolgens een op 12 december 2003 bij het hof ingekomen conclusie van dupliek ingediend.
1.6. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de zitting
van 17 juni 2004 te Leeuwarden, alwaar zijn verschenen de belanghebbende en de gemachtigde van de ambtenaar. De belanghebbende heeft zijn pleitnota voorgedragen en overgelegd.
1.7. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Het geschil en de standpunten van partijen.
2.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag forensenbelasting berust op juiste gronden.
2.2. De belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend.
De ambtenaar concludeert tot bevestiging van de beroepen uitspraak.
2.3. Voor een meer uitvoerige uiteenzetting van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.
Partijen hebben daaraan ter zittingen geen nadere gronden aangevoerd.
3. De overwegingen omtrent het geschil.
3.1. Ingevolge artikel 2, eerte lid, van de "Verordening forensenbelasting 2002" van de gemeente Westerveld (: de verordening) wordt onder de naam forensenbelasting een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Ingevolge het tweede lid wordt naar de omstandigheden beoordeeld of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft.
3.2. Ingevolge artikel 4 van de verordening bedraagt de maatstaf van de heffing per woning € 448,--.
3.3. Volgens de belanghebbende is hem ten onrechte een aanslag opgelegd. Hij neemt het standpunt in dat een door de gemeente gegeven verbod tot permanente bewoning van de woning aan een aanslag forensenbelasting in de weg staat.
3.4. Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven zoals hiervoor onder sub 3.1. is omschreven. Daarbij zijn geen nadere voorwaarden gesteld anders dan in dat artikel omschreven.
3.5. De aanslag is gebaseerd op een uit de Gemeentewet voortvloeiende verordening. Op grond van die verordening is de belanghebbende als belastingplichtige aan te merken. De omstandigheid dat de gemeente hun niet toestaat de woning permanent te bewonen voor welk geval hij niet in de forensenbelasting zou worden betrokken doet niet af aan de rechtsgrond van de aanslag.
3.6. Belanghebbende heeft nog als grieg aangevoerd, dat hij op zijn bezwaar niet door de ambtenaar is gehoord. Opmerking verdient in dit verband, dat naar het bepaalde in artikel 25, lid 4, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de belanghebbende slechts op zijn verzoek dient te worden gehoord en de ambtenaar – onweersproken – heeft gesteld dat hij een zodanig verzoek niet van belanghebbende heeft ontvangen.
3.7. Het beroep is gelet op het voorgaande ongegrond.
4. De proceskosten.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. De beslissing.
Het hof:
verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan door Prof. mr Aardema, vice-president, voorzitter, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden
op 9 september 2004, door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De voorzitter,
M. Haarsma Prof. mr E. Aardema
Op 22 september 2004 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.