ECLI:NL:GHLEE:2004:AP0065
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- prof. mr. Aardema
- mevrouw mr. De Jong
- Rechtspraak.nl
Inkomstenbelasting en indeling in tariefgroep 4 voor alleenstaande ouder
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 12 mei 2004, staat de vraag centraal of de belanghebbende, mevrouw X, kan worden ingedeeld in tariefgroep 4 voor de inkomstenbelasting en of zij een bedrag van ƒ 8.280,-- kan aftrekken als uitgaven voor levensonderhoud. De belanghebbende, die gescheiden is en een uitkering ontvangt op basis van de Algemene Bijstandswet, heeft in 2000 een belastbaar inkomen opgegeven van ƒ 15.489,-- en verzocht om indeling in tariefgroep 4, waarbij zij een aftrekpost voor buitengewone lasten heeft opgenomen. De inspecteur van de Belastingdienst heeft echter het belastbaar inkomen vastgesteld op ƒ 18.240,-- en de belanghebbende ingedeeld in tariefgroep 2.
De zaak is ontstaan na een afwijzing van het bezwaar van de belanghebbende door de inspecteur, waarna zij in beroep ging. Tijdens de zittingen is het geschil verder toegelicht, waarbij de belanghebbende stelde dat zij haar dochter, die in Duitsland woont, volledig heeft onderhouden. De inspecteur betwistte dit en stelde dat de belanghebbende in het betreffende jaar niet meer dan zes maanden een gezamenlijke huishouding met haar dochter heeft gevoerd.
Het hof overweegt dat volgens de Wet op de inkomstenbelasting 1964 de belastingplichtige recht heeft op de alleenstaande-ouderaftrek indien hij ongehuwd is en meer dan zes maanden een huishouding heeft gevoerd met een kind dat in belangrijke mate door hem is onderhouden. Het hof concludeert dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een gezamenlijke huishouding met haar dochter heeft gevoerd en dat de kosten van levensonderhoud niet geheel of nagenoeg geheel op haar drukken. Daarom wordt het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, zonder veroordeling in de proceskosten.