ECLI:NL:GHLEE:2004:AO8582

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
28 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
rekestnummer 1980.03
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • A. Zwerwer
  • J. Kalsbeek
  • M. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten en gederfde inkomsten in beklagprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 28 april 2004 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoekster, die vergoeding vroeg uit 's Rijks kas voor gemaakte kosten en geleden schade in een klachtprocedure. Verzoekster, bijgestaan door haar raadsman mr. H. de Jong, heeft een bedrag van € 16.833,00 gevorderd. Het hof heeft de behandeling van het verzoek in openbare raadkamer op 31 maart 2004 gehouden, waarbij de advocaat-generaal, verzoekster en haar raadsman zijn gehoord.

Het hof overweegt dat het beklag over het niet vervolgen van strafbare feiten is geregeld in de vierde afdeling van het Wetboek van Strafvordering, met name in de artikelen 12 tot en met 13a. In deze artikelen is geen mogelijkheid tot vergoeding door de overheid van de kosten van rechtsbijstand en geleden schade in een beklagprocedure opgenomen. Dit is te verklaren door het verschil tussen de beklagprocedure en een strafzaak, waarbij in een strafzaak de verdachte door het openbaar ministerie wordt betrokken, terwijl in een beklagprocedure het initiatief van de klager zelf uitgaat.

Het hof concludeert dat er geen wettelijke grondslag is voor de vergoeding van kosten en gederfde inkomsten in deze procedure. Het hof wijst erop dat verschillende rechterlijke colleges in het verleden de mogelijkheid van vergoeding in een artikel 12 Sv-procedure hebben erkend, maar het hof is van mening dat artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering niet kan dienen als basis voor de gevraagde vergoeding. De conclusie is dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat er geen wettelijke basis is voor de gevraagde vergoeding.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Rekestnummer: 1980.03
Klachtnummer: 01-034
Beschikking d.d. 28 april 2004 van de meervoudige raadkamer van het gerechtshof te Leeuwarden, op het verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering van
[verzoekster],
domicilie kiezende ten kantore van haar raadsman, mr. H. de Jong, advocaat en procureur te Burgum, verschenen in persoon.
Bijgestaan door haar raadsman mr. H. de Jong voornoemd.
Het verzoek
Verzoekster vraagt vergoeding uit 's Rijks kas voor gemaakte kosten en geleden schade in een klachtprocedure tegen verzoekster ten bedrage van €euro€ 16.833,00 zoals nader in het verzoekschrift aangegeven.
De behandeling in raadkamer
Het hof heeft in openbare raadkamer van 31 maart 2004 gezien de stukken, waaronder het verzoekschrift en de op de klachtprocedure betrekking hebbende stukken.
Het hof heeft gehoord:
de advocaat-generaal alsmede verzoekster en haar raadsman.
De beoordeling van het verzoek
Met betrekking tot dit verzoek overweegt het hof als volgt:
Het beklag over het niet vervolgen van strafbare feiten is uitputtend geregeld in de vierde afdeling van het Wetboek van Strafvordering, omvattende de artikelen 12 tot en met 13a. In die artikelen is niet voorzien in de mogelijkheid tot vergoeding door de overheid van de kosten van rechtsbijstand en geleden schade in een beklagprocedure. Het ontbreken van zo een mogelijkheid zou kunnen worden verklaard vanuit het essentiële verschil tussen de beklagprocedure ex art. 12 van het Wetboek van Strafvordering en een strafzaak. In een strafzaak immers wordt iemand als verdachte betrokken door een door de wetgever aangewezen orgaan van de overheid, te weten het openbaar ministerie. Dit is anders in een beklagprocedure waar het initiatief daartoe uitgaat van een rechtstreeks belanghebbende bij een vervolging, in dit geval de klager.
Indien uit de uitkomst van de beklagprocedure blijkt dat de beklaagde door de klager achteraf bezien ten onrechte in die procedure is betrokken, ontbreekt de ratio om eventuele door beklaagde gemaakte kosten - onder meer die van juridische bijstand en geleden schade - ten laste te brengen van de staat.
Verschillende rechterlijke colleges hebben de mogelijkheid van vergoeding van de kosten van een advocaat aan de gewezen beklaagde in een artikel 12 Sv-procedure in de rechtspraak erkend door rechtstreekse toepassing van de artikelen 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering, dan wel langs de weg van een extensieve interpretatie van het begrip "zaak" of door een extensieve interpretatie van het begrip "gewezen verdachte".
Het hof is evenwel van oordeel dat artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering niet kan dienen als wettelijke grondslag voor de vergoeding van kosten en van gederfde inkomsten.
Naast hetgeen hiervoor is gesteld inzake het ontbreken van een ratio voor een vergoeding als voormeld door de overheid, acht het hof onvoldoende gronden aanwezig om het begrip "gewezen verdachte" in de artikelen 591 en 591a zodanig (extensief) te interpreteren dat daaronder mede kan worden begrepen de gewezen beklaagde. De omstandigheid dat artikel 12g aan de persoon wiens vervolging wordt verlangd een zwijgrecht toekent en dat hij daarop, voordat hij wordt gehoord, moet worden gewezen, doet niet af aan de omstandigheid dat hij tijdens de beklagprocedure niet optreedt als verdachte, maar in een eigen specifieke hoedanigheid, te weten als partij in een procedure sui generis.
Als uit een oogpunt van de redelijkheid en billijkheid onwenselijk gevolg van extensieve interpretatie van het begrip gewezen verdachte in vorenbedoelde zin ziet het hof voorts dat aldus een ongelijke behandeling wordt gecreëerd tussen de partijen in een beklagprocedure.
Evenzeer verzet het karakter van de beklagprocedure zich ertegen die te brengen onder het in de artikelen 591 en 591a Sv genoemde begrip "zaak". Dit begrip "zaak" ziet naar het oordeel van het hof op een strafprocedure. Een artikel 12 Sv-procedure kan onder omstandigheden leiden tot een strafprocedure, doch vormt geen onderdeel daarvan. Zij kan daarmee evenmin op een lijn worden gesteld.
Ook uit de omstandigheid dat de wetgever in artikel 591, vijfde lid, Wetboek van Strafvordering de regeling van vergoeding van proceskosten voorzien in de artikelen 591 en 591a van overeenkomstige toepassing heeft verklaard op een aantal bijzondere procedures maar in die als limitatief op te vatten opsomming de artikel 12 Sv-procedure niet heeft vermeld, valt naar het oordeel van het hof af te leiden dat de wetgever van een regeling van kosten- c.q. schadevergoeding door de overheid bij deze laatste procedure niet heeft willen weten.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat voor toekenning van de in het verzoekschrift bedoelde vergoeding voor bijstand door een advocaat en van gederfde inkomsten geen wettelijke grondslag aanwezig is en dat verzoekster dientengevolge niet in haar verzoek kan worden ontvangen.
Beslissing
Verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Aldus gewezen door mrs. Zwerwer, Kalsbeek en van Dijk, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.