ECLI:NL:GHLEE:2004:AO8573

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 69/03 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1999

In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag inkomstenbelasting die aan belanghebbende is opgelegd voor het jaar 1999. De inspecteur had een belastbaar inkomen vastgesteld van f 152.660,-, waarvan f 71.206,- werd belast tegen het bijzondere tarief van 45%. Belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen deze aanslag, maar de inspecteur handhaafde de aanslag in zijn uitspraak van 10 januari 2003. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld, waarbij het beroepschrift op 17 januari 2003 is ingekomen en later is aangevuld met bijlagen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 24 maart 2004 in Leeuwarden, waar de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. Tijdens deze zitting zijn partijen tot overeenstemming gekomen over de fiscale oudedagsreserve, die ad f 116.206,- in het jaar 2000 zal worden afgerekend door middel van een navorderingsaanslag zonder boete. Tevens is overeengekomen dat de navorderingsaanslag komt te vervallen en dat belanghebbende geen aanspraak maakt op kostenvergoeding met betrekking tot de bezwaarfase.

Het Gerechtshof te Leeuwarden heeft in zijn uitspraak van 23 april 2004 het beroep van belanghebbende gegrond verklaard. De uitspraak van de inspecteur is vernietigd, evenals de navorderingsaanslag. Het Hof heeft bepaald dat het betaalde griffierecht van € 29,- aan belanghebbende moet worden vergoed door de inspecteur. Daarnaast is de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 966,-, te betalen door de Staat der Nederlanden. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: 69/03 23 april 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Belastingdienst/ Noord/kantoor Groningen te Groningen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1999 (aanslagnummer 160.89.352.H.97).
1. Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende werd voor het jaar 1999 bovengenoemde navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna te noemen: de Wet) van f 152.660,-, waarvan f 71.206,- werd belast naar het bijzondere tarief van 45%.
Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 10 januari 2003 de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift, dat op 17 januari 2003 is ingekomen en is aangevuld bij brief van 12 maart 2003 (met bijlagen).
De inspecteur heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 24 maart 2004, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de gemachtigde van belanghebbende en een collega, alsmede de inspecteur. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij. Bij deze pleitnota heeft belanghebbende zonder bezwaar van de inspecteur een aantal bijlagen overgelegd.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De gronden voor de beslissing
2.1 Partijen zijn ter zitting tot overeenstemming gekomen in die zin, dat
a. de fiscale oudedagsreserve ad f 116.206,- alsnog geheel in het jaar 2000 bij belanghebbende zal worden afgerekend door middel van een navorderingsaanslag zonder boete;
b. belanghebbende zich daarbij niet zal beroepen op het ontbreken van een zogenaamd nieuw feit;
c. de onderhavige navorderingsaanslag komt te vervallen;
d. belanghebbende geen aanspraak maakt op kostenvergoeding met betrekking tot de bezwaarfase betreffende de onderhavige navorderingsaanslag.
2.2 Gelet op het voorgaande dient te worden beslist als hierna te vermelden.
3. Proceskosten
In de omstandigheden van het geval vindt het Hof aanleiding op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht de inspecteur te veroordelen in de kosten, die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof bepaalt deze kosten op grond van het Be-sluit proceskosten bestuursrecht op 2 (punten) x 1,5 (wegingsfactor) x
€ 322,-- = € 966,--, welke kosten dienen te worden gedragen door de Staat der Nederlanden.
4. De beslissing
Het Hof
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak van de inspecteur;
vernietigt de navorderingsaanslag;
gelast dat het betaalde griffierecht ad € 29,- aan belanghebbende wordt vergoed door de inspecteur;
veroordeelt de inspecteur de kosten aan belanghebbende te vergoeden, die deze heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep, te bepalen op € 966,-; en
wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten dient te dragen.
Aldus vastgesteld op 23 april 2004 door mr. J. Huiskes, raadsheer en voorzitter, mr. F.J.W Drion, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mw. mr. M. Hiemstra en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.
Op 28 april 2004 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.