ECLI:NL:GHLEE:2004:AO8296
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Huisman
- Zwerwer
- Van der Woude
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs van wederrechtelijke toeëigening van gelden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 25 maart 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Assen. De verdachte was aangeklaagd voor het wederrechtelijk toe-eigenen van gelden die toebehoorden aan een stichting. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldiging van wederrechtelijke toeëigening. De verdachte had gelden van de stichting aangewend, maar het hof oordeelde dat niet bewezen kon worden dat zij dit met opzet had gedaan. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken. De benadeelde partij, de stichting, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, en de kosten van het geding werden aan de benadeelde partij opgelegd, maar vastgesteld op nihil. Het hof baseerde zijn beslissing op het onderzoek ter terechtzitting en de stukken van het dossier, waaruit bleek dat de verdachte had geclaimd dat de gelden boekhoudkundig waren gecompenseerd met vorderingen op de stichting. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen, en dat de mogelijkheid bestond dat de verdachte zich geen gelden had toegeëigend. De uitspraak van het hof was dus een vrijspraak voor de verdachte, en de benadeelde partij werd in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.