ECLI:NL:GHLEE:2004:AO6224

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 726/02 Forensenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Mr. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over rechtsgrond van aanslag forensenbelasting gemeente Smallingerland

Op 19 maart 2004 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak BK 726/02, waarin de belanghebbende, X, in beroep ging tegen de beslissing van de gemeente Smallingerland over de opgelegde aanslag in de forensenbelasting voor het jaar 2001. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag van f. 1.090,--, die was gehandhaafd door de ambtenaar op 6 maart 2002. De belanghebbende was in 2001 eigenaar van een woning in Smallingerland, maar stond ingeschreven in de gemeente Apeldoorn. De aanslag was opgelegd omdat zij meer dan 90 dagen in dat jaar de woning ter beschikking had gehouden zonder daar hoofdverblijf te hebben.

Het geschil draaide om de rechtsgrond van de aanslag. De belanghebbende betwistte niet dat zij de woning meer dan 90 dagen ter beschikking had, maar vond het onredelijk dat zij, terwijl zij al gemeentelijke belastingen in Apeldoorn betaalde, ook in Smallingerland belasting moest betalen. Het Gerechtshof oordeelde dat de redelijkheid van de wet niet getoetst kon worden, maar dat de ambtenaar de aanslag op juiste gronden had opgelegd conform de Verordening op de heffing en invordering van forensenbelasting 2000 van de gemeente Smallingerland.

Het Hof verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was om de Verordening onverbindend te verklaren. De proceskosten werden niet toegewezen. De uitspraak werd op 24 maart 2004 aangetekend verzonden aan beide partijen. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 augustus 2003, waarbij de belanghebbende aanwezig was, maar de gemachtigde van de ambtenaar niet. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. Drion, in aanwezigheid van de griffier, dhr. Gerrits.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. BK 726/02 19 maart 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, derde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling belastingen en financiële administratie van de gemeente Smallingerland (: de ambtenaar), gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de ten aanzien van haar opgelegde aanslag in de forensenbelasting over het jaar 2001, met aanslagnummer 000000.
1. Ontstaan en loop van het geding.
Aan de belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de forensenbelasting opgelegd ten bedrage van f. 1.090,--.
Op het tijdig ingediende bezwaar van de belanghebbende heeft de ambtenaar bij de bestreden uitspraak van 6 maart 2002 de aanslag gehandhaafd.
Het beroepschrift (met bijlage) is op 21 maart 2002 ter griffie ingekomen. De ambtenaar heeft op 21 juni 2002 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.
Bij de mondelinge behandeling van 20 augustus 2003, gehouden te Leeuwarden, was aanwezig de belanghebbende; de gemachtigde van de ambtenaar is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.
Het gerechtshof heeft op 3 september 2003 mondeling uitspraak gedaan; afschriften van het daarvan opgemaakte proces-verbaal zijn op 12 september 2003 per aangetekende post aan de partijen verzonden.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
Op 19 september 2003 is bij het gerechtshof een verzoek van de belanghebbende ingekomen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak.
Het door de belanghebbende verschuldigde griffierecht is op
1 oktober 2003 voldaan.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1. Aan de belanghebbende stond in 2001 in de gemeente Smallingerland, in L aan de a-straat 61, een woning ter beschikking (: de woning). Zij stond in het onderhavige jaar niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Smallingerland doch in de administratie van de gemeente Apeldoorn.
2.2. Aan de belanghebbende is derhalve voor het jaar 2001 ter zake van het zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, wegens het op meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of zijn gezin beschikbaar houden van een gemeubileerde woning, een aanslag in de forensenbelasting van de gemeente Smallingerland opgelegd, welke aanslag na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak door de ambtenaar is gehandhaafd.
3. Het geschil.
Tussen partijen is in geschil de rechtsgrond van de aanslag.
4. De overwegingen omtrent het geschil:
4.1. Ingevolge artikel 2 van de Verordening op de heffing en invordering van een forensenbelasting 2000 van de gemeente Smallingerland (: de Verordening) wordt in de gemeente onder de naam forensenbelasting een directe belasting geheven van natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar meer dan 90 dagen voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning ter beschikking houden.
4.2. De belanghebbende bestrijdt niet dat zij voor meer dan 90 dagen in het belastingjaar de woning ter beschikking had zodat, naar het oordeel van het gerechtshof, de ambtenaar de aanslag op de juiste gronden en conform de Verordening aan haar heeft opgelegd.
4.3. De belanghebbende is echter van mening dat het onredelijk is, nu zij gemeentelijke belastingen betaalt in de gemeente Apeldoorn, dat zij in de gemeente Smallingerland nog een keer een gemeentelijke belasting moet betalen zodat zij in feite twee keer belasting betaalt.
4.4. Aangaande vorenstaande grief van de belanghebbende merkt het gerechtshof op dat de rechter de redelijkheid van de Wet - in casu de Verordening - niet mag toetsen doch slechts toe moet zien dat de Wet op de juiste wijze is toegepast, terwijl voorts niet is gebleken dat de Verordening zou afwijken van artikel 223 van de Gemeentewet waarop zij is gegrond, zodat er geen aanleiding is de Verordening onverbindend te verklaren.
4.5. Het beroep is mitsdien ongegrond.
5. De proceskosten
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. De beslissing
Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 19 maart 2004 door mr. Drion, raadsheer, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, en op die dag in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden door voornoemde raadsheer in
tegenwoordigheid van de griffier dhr. Gerrits en ondertekend door voornoemde raadsheer en voornoemde griffier.
Op 24 maart 2004 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.