ECLI:NL:GHLEE:2004:AO2997

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 169/03 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Prof. mr. Aardema
  • Lorist
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroepschrift inzake inkomstenbelasting en verzet tegen eerdere uitspraak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 30 januari 2004, staat de ontvankelijkheid van het beroepschrift centraal. De belastingkamer heeft eerder het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes weken na de dagtekening van de uitspraak van het hoofd van de belastingdienst was ingediend. De uitspraak van het hoofd was gedateerd op 16 december 2002, terwijl het beroepschrift pas op 18 februari 2003 was ingediend.

De belanghebbende heeft echter verzet aangetekend tegen deze uitspraak, met de stelling dat de uitspraak van het hoofd op 22 januari 2003 had plaatsgevonden, en dat het beroep dus tijdig was ingediend. De gemachtigde van de belanghebbende heeft een afschrift van deze uitspraak bij het verzetschrift gevoegd. Het hof heeft deze nieuwe informatie in overweging genomen en vastgesteld dat het beroep inderdaad tijdig was ingediend op 18 februari 2003.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof geoordeeld dat het verzet gegrond is. De uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden is gedaan door prof. mr. Aardema, vice-president, in aanwezigheid van de griffier Lorist. De uitspraak is op 4 februari 2004 aan de partijen verzonden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 169/03 30 januari 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het verzet namens X te Z tegen de uitspraak van de tweede enkelvoudige belastingkamer van 28 maart 2003.
De belastingkamer van het hof heeft voormelde uitspraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen van de belastingdienst te Emmen (hierna: het hoofd), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 2000.
Ingevolge de artikelen 26, eerste lid, en 26c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van het hoofd binnen zes weken na de dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij de rechter tot wiens rechtsgebied de standplaats van het hoofd behoort.
De uitspraak van het hoofd is gedagtekend 16 december 2002 en het beroepschrift is ter griffie van het gerechtshof ingekomen op 18 februari 2003, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak.
Om die reden heeft de belastingkamer bij voormelde uitspraak het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak is belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzetschrift dat is ingediend op 7 mei 2003.
Het hoofd is bij schrijven van 12 mei 2003 uitgenodigd om een verweerschrift in te dienen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Belanghebbende heeft niet verzocht om een mondelinge behandeling van de zaak terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
De gemachtigde van belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat de uitspraak van het hoofd van 18 december 2002 slechts een van de zijde van het hoofd gedane toelichting was. De gemachtigde stelt dat de voor beroep vatbare uitspraak door het hoofd is gedaan op 22 januari 2003, waarvan de gemachtigde bij dit verzetschrift een afschrift overlegt. Derhalve was het beroep, ingediend op 18 februari 2003, tijdig.
Het hof is van oordeel dat, nu de gemachtigde bij zijn verzetschrift een afschrift van de uitspraak op het bezwaarschrift van 22 januari 2003 overlegt, het beroep tijdig op 18 februari 2003 was ingediend.
Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt:
Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet gegrond.
Gedaan op 30 januari 2004 door prof. mr. Aardema, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Op 4 februari 2004 afschrift
aangetekend aan partijen verzonden