ECLI:NL:GHLEE:2004:AO2543

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 1735/02 Parkeerbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Mr. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting door gemeente Harlingen

In deze zaak gaat het om de vraag of de naheffingsaanslagen parkeerbelasting, opgelegd aan de belanghebbende, terecht zijn. De naheffingsaanslagen werden opgelegd na parkeercontroles op 8, 9 en 10 juli 2002 in Harlingen, waarbij werd vastgesteld dat een personenauto met kenteken 00-YY-YY geparkeerd stond op de Midlumerlaan zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslagen, maar het bezwaarschrift werd door de ambtenaar ongegrond verklaard op 20 augustus 2002. Hierop volgde een beroepschrift bij het Gerechtshof Leeuwarden, dat op 1 december 2003 werd behandeld. De belanghebbende was niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de ambtenaar wel aanwezig was.

Het hof oordeelde dat de bebording bij de toegangswegen voldoende duidelijk maakte dat de Midlumerlaan in een zone ligt waar betaald parkeren van kracht is. De belanghebbende had aangevoerd dat de naheffingsaanslagen ten onrechte waren opgelegd, maar het hof verwierp dit standpunt. De uitspraak van het hof was dat het beroep ongegrond werd verklaard, en er werden geen proceskosten toegewezen, aangezien er geen kosten waren aangetoond. De beslissing werd op 23 januari 2004 openbaar uitgesproken door mr. Drion, raadsheer en voorzitter van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van de griffier, de heer Haarsma.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 1735/02 23 januari 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z (de belanghebbende)
tegen de uitspraak van
het Hoofd afdeling Middelen en Ondersteuning van de gemeente Harlingen (: de ambtenaar),
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaan-slagen parkeerbelasting.
1. Het procesverloop
1.1. Respectievelijk op 8, 9 en 10 juli 2002 werd aan de belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
1.2. Tegen deze aanslagen heeft belanghebbende bij een door de ambtenaar op 22 juli 2002 ontvangen bezwaarschrift bezwaar gemaakt.
1.3. Bij uitspraak van 20 augustus 2002 heeft de ambtenaar dit bezwaarschrift ongegrond verklaard.
1.4. Van deze uitspraak is belanghebbende bij een op 2 september 2002 bij het hof binnengekomen beroepschrift (met bijlagen) in beroep gekomen.
1.5. Het verweerschrift van de ambtenaar is op 4 november 2002 bij het hof binnengekomen.
1.6. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 1 december 2003, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig was de gemachtigde van de ambtenaar. De belanghebbende is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.7. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
2.1. Tijdens op 8, 9 en 10 juli 2002 te Harlingen gehouden parkeercontroles is telkens geconstateerd dat een personenauto met het kenteken 00-YY-YY geparkeerd stond op de Midlumerlaan, terwijl niet kon worden vastgesteld dat de op grond van de Verordening parkeerbelasting 2002 van de gemeente Harlingen zoals door de raad vastgesteld d.d. 14 november 2001 (: de verordening) verschuldigde parkeerbelasting was voldaan.
2.2. Op grond van deze constatering zijn aan belanghebbende drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd.
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
3.2. De belanghebbende stelt dat hem deze naheffingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd.
3.3. De heffingsambtenaar heeft gepersisteerd bij de inhoud van het verweerschrift.
4. De overwegingen omtrent het geschil.
4.1. Naar het oordeel van het hof wordt door middel van bebording bij de toegangswegen, waarvan de plaatsing op de bij het verweerschrift behorende plattegrond is aangegeven, voldoende duidelijk gemaakt dat de Midlumerlaan in een zone ligt waar betaald parkeren van kracht is.
4.2. Het beroep is derhalve ongegrond.
5. De proceskosten.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, nu van zodanige kosten niet is gebleken.
6. De beslissing.
Het hof:
verklaart het beroep ongegrond;
Gedaan door mr Drion, raadsheer als voorzitter, plaatsvervangend lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 23 januari 2004 en door de voorzitter ondertekend, zijnde de griffier buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Op 28 januari 2004 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.