ECLI:NL:GHLEE:2003:AN7992
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J. van der Meer
- A. Hiemstra
- Rechtspraak.nl
Waarde onroerende zaak per 1 januari 1999 en geschil over WOZ-beschikking
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de waarde van een onroerende zaak gelegen aan de a-singel 20-10 te Z centraal. De directeur van de gemeente Groningen had de waarde per 1 januari 1999 vastgesteld op ƒ 660.000,-- (€ 299.494,--). De belanghebbende, eigenaar van de onroerende zaak, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardebepaling en is in beroep gegaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 augustus 2003 heeft de belanghebbende betoogd dat de waarde te hoog is vastgesteld en heeft hij een lagere waarde van ƒ 594.000,-- (€ 269.545,--) voorgesteld. De directeur heeft de waarde gehandhaafd en verwees naar een taxatierapport van een gediplomeerd WOZ-taxateur ter onderbouwing van zijn standpunt.
Het hof heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de waarde moet worden bepaald op basis van de waarde in het economische verkeer per 1 januari 1999, zoals vastgelegd in de Wet waardering onroerende zaken. Het hof oordeelt dat de directeur, met het overgelegde taxatierapport, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De vergelijkingsmethode die is toegepast, waarbij rekening is gehouden met vergelijkbare onroerende zaken, is door het hof als valide beoordeeld. Het hof concludeert dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat de directeur in zijn waardebepaling een begunstigend beleid heeft gevoerd of dat er sprake is van ongelijkheid in de behandeling van vergelijkbare gevallen.
Uiteindelijk verklaart het hof het beroep ongegrond en zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is op 12 november 2003 aangetekend verzonden aan beide partijen.