ECLI:NL:GHLEE:2003:AN7957

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
7 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Rekestnummer 0300308
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Melssen
  • W. Wachter
  • B. Bunjes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vaststelling van het saneringsplan in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 7 november 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de schuldsaneringsregeling van de appellant, hierna te noemen [appellant]. De rechtbank te Leeuwarden had op 4 september 2003 bepaald dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] werd voortgezet en het saneringsplan vastgesteld. Dit saneringsplan omvatte een termijn van vijf jaar en een maandelijkse afdracht van ƒ 700,-- (Euro 317,65).

[Appellant] heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van dit vonnis en om vaststelling van de looptijd van het saneringsplan conform zijn ingediende ontwerp. Het hof heeft de procedure en de eerdere vonnissen in deze zaak in overweging genomen, waaronder het vonnis van 21 januari 1999 waarin de schuldsaneringsregeling werd toegepast, en het vonnis van 27 maart 2003 waarin de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigde.

Het hof heeft vastgesteld dat de rechter bij de vaststelling van het saneringsplan een redelijke mate van vrijheid heeft en niet gebonden is aan het door de schuldenaar ingediende ontwerp. Echter, de rechter dient wel rekening te houden met de inbreng van schuldeisers en andere betrokkenen, zoals de rechter-commissaris en de bewindvoerder.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, waaronder de verificatievergadering van 13 augustus 2003, heeft het hof geconcludeerd dat er geen bezwaren zijn geuit door schuldeisers tegen het ontwerp saneringsplan van [appellant]. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het betreft de vaststelling van het saneringsplan en heeft de termijn van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op drie jaren, met een maandelijkse afdracht van ƒ 700,-- of Euro 317,65.

De uitspraak van het hof benadrukt de noodzaak voor rechters om zorgvuldig om te gaan met de belangen van schuldeisers en de schuldenaar bij de vaststelling van saneringsplannen, en bevestigt de ruimte die rechters hebben in hun oordeelsvorming.

Uitspraak

Arrest d.d. 7 november 2003
Rekestnummer 0300308
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
procureur mr P.R. van den Elst,
advocaat mr W.L.R. Schuurmans.
Het geding in eerste aanleg
Bij vonnis van 4 september 2003 heeft de rechtbank te Leeuwarden bepaald dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] wordt voortgezet, en voorts het saneringsplan vastgesteld, onder meer inhoudende dat:
- de termijn, gedurende welke de toepassing van de schuldsanering van kracht is, wordt vastgesteld op 5 jaar, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, derhalve tot 21 januari 2004;
- de maandelijkse afdracht gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling wordt bepaald op ƒ 700,-- (Euro 317,65).
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 10 september 2003, heeft [appellant] verzocht het vonnis van 4 september 2003 te vernietigen en opnieuw beslissende de looptijd van het saneringsplan (het hof verstaat: de termijn van de toepassing van de schuldsaneringsregeling) vast te stellen conform het door [appellant] ter verificatievergadering van 13 augustus 2003 ingediende saneringsplan.
Bij brief van 11 september 2003 is [appellant] door de griffier van het hof in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 19 september 2003 de gronden van het verzoekschrift aan te vullen. Bij faxbericht van 18 september 2003 van mr Uzün (een kantoorgenoot van mr Schuurmans), en bij brief van 19 september 2003 van mr Van den Elst (beide met bijlagen) zijn de gronden van het verzoekschrift aangevuld.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de overige stukken, waaronder een faxbericht van 22 september 2003 van de rechter-commissaris.
Ter zitting van 30 oktober 2003 is de zaak behandeld.
De beoordeling
De inleiding
1. Bij vonnis van 21 januari 1999 heeft de rechtbank Leeuwarden de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] van toepassing verklaard. Tot dat moment verkeerde [appellant] in staat van faillissement. Bij het inleidend verzoek van 16 december 1998 dat heeft geleid tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft [appellant], conform artikel 285 lid 2 aanhef en sub a van de Faillissementswet (hierna te noemen: Fw) een ontwerp van een saneringsplan ingediend.
2. Bij vonnis van 27 maart 2003 heeft de rechtbank te Leeuwarden op het daartoe strekkende verzoek van de bewindvoerder, [bewindvoerder], de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] beëindigd en verstaan dat [appellant] van rechtswege in staat van faillissement verkeert, zodra het vonnis van 27 maart 2003 in kracht van gewijsde is gegaan.
Het hof heeft bij arrest van 21 mei 2003 voormeld vonnis vernietigd en opnieuw beslissende de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] geweigerd.
3. Bij vonnis van 4 september 2003 heeft de rechtbank te Leeuwarden bepaald dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] wordt voortgezet en heeft zij voorts het saneringsplan vastgesteld.
4. In hoger beroep komt [appellant] op tegen dit vonnis voor zover de rechtbank daarbij in het saneringsplan de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, heeft vastgesteld op vijf jaar.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 342 eerste lid Fw heeft de schuldenaar de bevoegdheid gedurende acht dagen na de uitspraak in hoger beroep te komen van een vonnis, houdende uitspraak tot voortzetting van de toepassing van de schuldsaneringsregeling en tot vaststelling van een saneringsplan, uitsluitend voor zover het de vaststelling van het saneringsplan betreft.
6. In aanmerking genomen dat de door [appellant] aangevoerde grieven alle betrekking hebben op de vaststelling van het saneringsplan, kan [appellant] in het door hem ingestelde hoger beroep worden ontvangen.
De verificatievergadering
7. In overeenstemming met het bepaalde in artikel 334 Fw heeft op 13 augustus 2003 in aanwezigheid van [appellant], zijn advocaat en de bewindvoerder een verificatievergadering plaatsgevonden.
Bij die gelegenheid heeft de rechter-commissaris meegedeeld dat de voorlopig erkende preferente en concurrente schuldvorderingen worden overgebracht op de lijst van erkende preferente en concurrente vorderingen. Bij de behandeling van het ontwerp saneringsplan heeft de bewindvoerder verklaard dat hij geen opmerkingen heeft over het ontwerp saneringsplan en dat het saneringsplan een looptijd heeft van drie jaren, gerekend vanaf de datum van de uitspraak waarbij de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard. Voorts heeft de bewindvoerder een beëindigingszitting aangevraagd, welke begin oktober 2003 zou plaatsvinden.
Ten slotte heeft de rechter-commissaris - in overeenstemming met artikel 335 Fw - bepaald dat de voortzetting van de toepassing van de schuldsaneringsregeling en de vaststelling van het saneringsplan worden behandeld op de terechtzitting van de rechtbank van donderdag 28 augustus 2003 om 10.30 uur.
Van de verificatievergadering is conform het bepaalde in artikel 336 Fw een proces-verbaal opgemaakt.
8. Bij de stukken van het geding bevindt zich een door de rechter-commissaris op 13 augustus 2003 opgemaakt verslag dat inhoudt dat inzake de schuldsaneringsregeling van [appellant] op 13 augustus 2003 het ontwerp saneringsplan is behandeld en dat tijdens de verificatievergadering niet is gebleken van feiten of omstandigheden die zich verzetten tegen een voortzetting van de schuldsaneringsregeling, dan wel tegen de vaststelling van het door [appellant] ingediende ontwerp saneringsplan.
De behandeling door en de uitspraak van de rechtbank
9. In aanmerking genomen dat het vonnis van 4 september 2003 vermeldt dat ter zitting geen bezwaren van schuldeisers naar voren zijn gebracht, moet het ervoor worden gehouden dat de behandeling van de voortzetting van de toepassing van de schuldsaneringsregeling en het door de schuldenaar ingediende ontwerp van een saneringsplan - zoals door de rechter-commissaris ter verificatievergadering was bepaald - ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2003 om 10.30 uur heeft plaatsgevonden, zoals voorgeschreven in artikel 337 lid 1 Fw.
10. Bij vonnis van 4 september 2003 heeft de rechtbank op de voet van artikel 338 lid 4 Fw bepaald dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] wordt voortgezet. In de uitspraak tot voortzetting van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is in overeenstemming met het bepaalde in artikel 338 lid 5 Fw tevens het saneringsplan vastgesteld. De rechtbank heeft het saneringsplan vastgesteld, in die zin dat de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, is vastgesteld op vijf jaren, gedurende welke termijn de afdracht is bepaald op ƒ 700,-- of Euro 317,65 per maand.
Het oordeel
11. Artikel 343 Fw geeft regels omtrent de inhoud van het door de rechter vast te stellen saneringsplan. Op grond van het bepaalde in het eerste lid van voormeld artikel is de rechtbank vrij in het saneringsplan bepalingen op te nemen die haar, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk en billijk voorkomen. Op grond van het bepaalde in het tweede lid van artikel 343 Fw stelt de rechter in een saneringsplan in ieder geval de termijn vast gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is.
12. De rechter heeft een redelijke mate van vrijheid bij de vaststelling van de inhoud van het saneringsplan. Hij is niet gebonden aan het door de schuldenaar overgelegde ontwerp van een saneringsplan, zoals dat in de verificatievergadering aan de orde is geweest. Wél dient de rechter bij de vaststelling van het saneringsplan acht te slaan op hetgeen door schuldeisers omtrent het ontwerp van het saneringsplan is aangevoerd. Tevens dient daarbij te worden betrokken hetgeen de rechter-commissaris, de bewindvoerder en de schuldenaar op de zitting als bedoeld in artikel 337 Fw naar voren hebben gebracht.
13. Uit hetgeen hiervoor is opgemerkt over het verloop van de verificatievergadering en de op die vergadering door de bewindvoerder en de rechter-commissaris ingenomen standpunten alsmede uit de inhoud van het door de rechter-commissaris opgemaakte verslag als weergegeven in rechtsoverweging 8 en voorts uit de omstandigheid dat niet is gebleken dat een (van de) schuldeisers(s) bezwaren heeft/hebben geuit ten aanzien van het ontwerp saneringsplan, volgt dat de schuldenaar, noch de bewindvoerder, noch de rechter-commissaris, noch (een van) de schuldeiser(s) feiten of omstandigheden naar voren hebben gebracht die zich verzetten tegen ongewijzigde vaststelling van het door [appellant] ingediende ontwerp saneringsplan.
14. De rechtbank heeft bij haar beslissing tot vaststelling van het saneringsplan voor wat betreft de termijn van de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] - onder verwijzing naar het vonnis van 27 maart 2003 - onder meer overwogen dat [appellant] niet aan zijn informatieverplichtingen heeft voldaan en zijn schuldeisers heeft benadeeld waardoor - aldus de rechtbank - [appellant] tekort is geschoten in zijn verplichtingen als saniet.
15. Deze overwegingen had de rechtbank ook reeds ten grondslag gelegd aan haar beslissing in het vonnis van 27 maart 2003, waarbij de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] tussentijds is beëindigd.
16. Gelet op de omstandigheid dat voormeld vonnis door het hof bij arrest van 21 mei 2003 is vernietigd, kunnen deze overwegingen zonder nadere redengeving, welke evenwel ontbreekt, de in het vonnis van 4 september 2003 genomen beslissing ten aanzien van de vaststelling van het saneringsplan - in afwijking van het ontwerp van het saneringsplan - niet dragen.
17. In aanmerking genomen dat ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die zich verzetten tegen de vaststelling van het saneringsplan overeenkomstig het door [appellant] ingediende ontwerp saneringsplan, dient het saneringsplan overeenkomstig dit ontwerp te worden vastgesteld.
De slotsom
18. Gelet op het vorenstaande dient het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij het saneringsplan in de schuldsaneringsregeling van [appellant] is vastgesteld, te worden vernietigd en zal er opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij het saneringsplan in de schuldsaneringsregeling van [appellant] is vastgesteld;
en in zoverre opnieuw beslissende:
stelt de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] van kracht is, vast op drie jaren, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, derhalve tot 21 januari 2002;
bepaalt dat de maandelijkse afdracht gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling ƒ 700,-- of Euro 317,65 bedraagt.
Aldus gewezen door mrs Melssen, voorzitter, Wachter en Bunjes, raden, en uitgesproken door mr Melssen, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr Vlietstra als griffier ter bijzondere openbare terechtzitting van dit hof van vrijdag 7 november 2003.