ECLI:NL:GHLEE:2003:AM1902

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
WAHV 03-00484
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens onvoldoende bewijs van staandehouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 oktober 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage van 19 maart 2003. De betrokkene, wonende te [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter die zijn beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond had verklaard. De kantonrechter had een administratieve sanctie van € 115,- opgelegd aan de betrokkene als kentekenhouder voor het overschrijden van een doorgetrokken streep op 14 april 2002 op de C.G. Roosweg in de gemeente Nederlek.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verbalisant drie verschillende redenen heeft opgegeven voor het niet staande houden van de bestuurder. Dit leidde tot de conclusie dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, waardoor artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) niet van toepassing was. De sanctie was ten onrechte aan de kentekenhouder opgelegd, aangezien de mogelijkheid om de bestuurder staande te houden niet was aangetoond.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie vernietigd. Tevens is bepaald dat het bedrag van € 115,- dat door de betrokkene was gestort ter zekerheid, door de advocaat-generaal aan hem moet worden gerestitueerd. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor het opleggen van administratieve sancties en de noodzaak om de rechten van de betrokkene te waarborgen.

Uitspraak

WAHV 03/00484
1 oktober 2003
CJIB 19051875073
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage
van 19 maart 2003
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Bij brief van 23 juni 2003 heeft de griffier bij het gerechtshof de advocaat-generaal verzocht nadere informatie te verstrekken naar aanleiding van het door de betrokkene ingenomen standpunt. De gevraagde informatie is bij het hof binnengekomen op 28 juli 2003.
Bij brief van 2 september 2003 heeft de betrokkene gereageerd op de aanvullende informatie.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van €Euro 115,-- opgelegd ter zake van "de doorgetrokken steep overschrijden tussen rijstroken/op paden met verkeer in beide richtingen naar links", welke gedraging zou zijn verricht op 14 april 2002 op de C.G. Roosweg in gemeente Nederlek.
3.2. De betrokkene voert onder meer aan dat de verbalisant drie maal een andere reden heeft opgegeven waarom hij de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de gedraging is verricht, niet heeft kunnen aanhouden. Derhalve is het voor hem onmogelijk het relaas van verbalisant te weerleggen.
3.3. Art. 5 WAHV bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet aldus worden verstaan dat ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd. De rechter zal, indien de gedraging met toepassing van art. 5 WAHV is opgelegd, zoals in dezen het geval, in het algemeen - dus ook zonder dat dat met zoveel woorden uit het dossier blijkt - ervan mogen uitgaan dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder heeft voorgedaan. Ingeval dienaangaande een verweer wordt gevoerd, zal de rechter daarop een uitdrukkelijke beslissing dienen te geven en zal hij zonodig aan de verbalisant een nadere toelichting dienen te vragen (HR 1 februari 2000, VR 2000/104).
3.4. Bij de stukken van het geding bevindt zich een zaakoverzicht van het CJIB d.d. 20 november 2002, welk zaakoverzicht als toelichting van verbalisant Witteman - voor zover hier van belang - inhoudt: "2 voertuigen ingehaald over de andere rijbaan. In verband met de verkeerssituatie ter plaatse verdachte/betrokkene niet staande kunnen houden.".
Het aanvullende proces-verbaal nr. PL1620/02-203264 d.d. 16 december 2002, op ambtseed opgemaakt door W.P.A. Witteman, verbalisant, houdt in, zakelijk weergegeven, dat hij op dat moment wegens andere werkzaamheden geen stopteken kon geven.
Voorts heeft verbalisant Witteman voornoemd in een ambtsedig aanvullend proces-verbaal nr. PL1620/02-203264 d.d. 18 juli 2003, verklaard dat hij nadat hij de overtreding had waargenomen met een onopvallend voertuig achter genoemd voertuig is aangereden om het kenteken te noteren. Omdat er op dat moment geen opvallend voertuig in de omgeving was om een duidelijk stopteken te kunnen geven, is volstaan met het noteren van het kenteken.
3.5. Gelet op de verschillen in hetgeen blijkens het hiervoor onder 3.4. overwogene hieromtrent is verklaard is niet komen vast te staan dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder heeft voorgedaan. Art. 5 WAHV had in dit geval buiten toepassing moeten blijven. De sanctie is ten onrechte aan de kentekenhouder opgelegd. De inleidende beschikking kan derhalve niet in stand blijven. Het hof zal doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 9 oktober 2002 alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nr. 19051875073 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van art. 11 WAHV tot zekerheid is gesteld, te weten een bedrag van €Euro 115,- door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Bijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.