ECLI:NL:GHLEE:2003:AM1900

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
WAHV 03-00648
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie verkeersvoorschriften

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te Leeuwarden, die op 23 mei 2003 het beroep van de betrokkene ongegrond heeft verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr.drs. M.J.G. Schroeder, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de gemachtigde van de betrokkene.

Het gerechtshof te Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld aan de hand van artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De opgelegde administratieve sanctie bedroeg € 40,--, wat onder de drempel van € 70,-- ligt voor hoger beroep. Hierdoor heeft het hof geoordeeld dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de kantonrechter artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zou hebben geschonden door de betrokkene niet in de gelegenheid te stellen om aanvullende beroepsgronden aan te voeren.

Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een schending van de rechtsregels, omdat de betrokkene deugdelijk was opgeroepen en niet is verschenen. De rechter was niet verplicht om de betrokkene alsnog de gelegenheid te geven om aanvullende gronden in te dienen. Het hof heeft geconcludeerd dat het beroep van de betrokkene niet kan slagen, omdat de omstandigheden die een doorbreking van het appelverbod rechtvaardigen niet aan de orde waren. De beslissing van de kantonrechter is bevestigd en het hof heeft het beroep verworpen.

Uitspraak

WAHV 03/00648
1 oktober 2003
CJIB 29052871465
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te Leeuwarden
van 23 mei 2003
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
voor wie als gemachtigde optreedt mr.drs. M.J.G. Schroeder, wonende te Rotterdam.
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14 WAHV kan tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan Euro€ 70,--, of indien de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet of niet tijdig stellen van zekerheid als bedoeld in art. 11, derde lid, WAHV. De aan de betrokkene opgelegde sanctie bedraagt €Euro 40,--. Op grond van het bovenstaande dient de betrokkene niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep.
3.2. Namens de betrokkene is onder meer aangevoerd, dat hij desondanks in het hoger beroep dient te worden ontvangen, omdat de behandelend kantonrechter art. 6 EVRM zou hebben geschonden omdat hij de betrokkene op de voet van art. 6:6 van de Awb in de gelegenheid had moeten stellen inhoudelijke beroepsgronden aan te voeren.
3.3. Het hof is van oordeel dat, wanneer een beroep wordt gedaan op schending van zo fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging dat geen sprake is van een eerlijke en onpartijdige behandeling en dit beroep gegrond moet worden geacht, doorbreking van het appelverbod van art. 14, eerste lid , WAHV gewettigd is.
3.4. Het verweer kan echter niet slagen, nu het beroepschrift gronden bevatte en derhalve de omstandigheid waarop art. 6:6 Awb in dit verband doelt, niet aan de orde was. Geen rechtsregel schrijft de rechter voor de (gemachtigde van de) betrokkene , die deugdelijk is opgeroepen voor de zitting en niet is verschenen alsnog in de gelegenheid te stellen aanvullende gronden in te dienen. Ook handelt hij niet in strijd met enige rechtsregel, door ambtshalve na te gaan of de inleidende beschikking op een van de in art. 9 tweede lid, WAHV genoemde gronden zou dienen te worden vernietigd.
3.5. Hetgeen namens de betrokkene voorts is aangevoerd behoeft geen bespreking, omdat dit niet voldoet aan hetgeen hierboven in overweging 3.3. is aangegeven.
3.6. Voor een vergoeding van proceskosten is geen aanleiding.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van Meester als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.