ECLI:NL:GHLEE:2003:AH0141
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- A. Knijp
- B. Bax-Stegenga
- C. de Bock
- J. Streppel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgeldigheid van cessie en formele rechtskracht van besluiten in bestuursrechtelijke context
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, stond de rechtsgeldigheid van een cessie en de formele rechtskracht van besluiten in de bestuursrechtelijke context centraal. De appellanten, [appellant 1] en [appellant 2], waren in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak waarin de rechtbank had geoordeeld dat de verstuurde superheffingsnota's moesten worden aangemerkt als besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De appellanten voerden aan dat FCDF, de geïntimeerde, niet als schuldeiseres kon worden aangemerkt, maar het hof oordeelde dat de appellanten de geldigheid van de cessie niet hadden bestreden. Het hof concludeerde dat FCDF als schuldeiseres van de appellanten moest worden aangemerkt, omdat de vereiste mededeling aan de cessus was gedaan door middel van de akte van cessie.
Het hof behandelde ook de vraag of de nota's als besluiten moesten worden aangemerkt en oordeelde dat noch ZOH noch FCDF als bestuursorgaan konden worden aangemerkt. De appellanten hadden niet tijdig bezwaar gemaakt tegen de nota's, waardoor deze formele rechtskracht hadden verkregen. Het hof volgde de eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) dat de nota's als besluiten moesten worden beschouwd. De appellanten konden geen redenen aanvoeren om een uitzondering te maken op het beginsel van formele rechtskracht, en hun grieven werden verworpen.
Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellanten in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige rechtsgang en de gevolgen van formele rechtskracht in bestuursrechtelijke zaken.