ECLI:NL:GHLEE:2003:AF9618

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
WAHV 03/00121
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie voor onjuist gebruik handelaarskenteken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch, die op 1 oktober 2002 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van fl 310,- (Euro 140,67) opgelegd gekregen voor het onjuist gebruik van een handelaarskenteken op 12 augustus 2001 op de Luchthavenweg te Budel. De betrokkene stelde dat hij het handelaarskenteken had aangebracht op het voertuig voor een proefrit, maar het hof oordeelde dat het handelaarskenteken niet op de juiste wijze was gebruikt. De relevante bepalingen van het Kentekenreglement werden besproken, waarbij het hof concludeerde dat het gebruik van het handelaarskenteken beperkt is tot voertuigen die ter bewerking of herstel ter beschikking zijn gesteld aan het garagebedrijf of die behoren tot de bedrijfsvoorraad van degene aan wie het kenteken is opgegeven. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter, omdat de gedraging van de betrokkene vaststond en niet was weersproken. De beslissing van de kantonrechter werd derhalve bekrachtigd.

Uitspraak

WAHV 03/00121
28 mei 2003
CJIB 69045093333
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch
van 1 oktober 2002
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 310,- (= Euro€ 140,67) opgelegd ter zake van "als kentekenhouder het handelaars-kenteken niet op de voorgeschreven wijze gebruiken", welke gedraging zou zijn verricht op 12 augustus 2001 op de Luchthavenweg te Budel. De feitcode is K535.
3.2. De betrokkene ontkent de gedraging te hebben verricht. Hij stelt, dat hij het aan hem opgegeven handelaarskenteken heeft aangebracht op het voertuig, waarin hij werd aangetroffen door de verbaliserende ambtenaren, in verband met een proefrit. Hij heeft daartoe een verklaring overgelegd van de persoon op wie hij ten tijde van de vermeende gedraging wachtte die een en ander bevestigt.
3.3. Een door de verbalisanten op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal d.d. 28 januari 2002 houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in: "Ik, eerste verbalisant, heb het kentekenregister van de Rijksdienst voor het Wegverkeer geraadpleegd. Hieruit bleek dat de voornoemde auto op dat moment niet als handelsvoorraad was aangemerkt. Het afgegeven kenteken van de auto was GP-VF-74 en stond ten name van de betrokkene. Deze kentekenplaten waren onder de handelaarskentekenplaten op het voertuig bevestigd."
3.4. Art. 44 van het Kentekenreglement (KR) luidt als volgt:
1. Een handelaarskenteken mag slechts worden gebruikt door degene aan wie het is opgegeven dan wel een door deze aangewezen persoon. Het gebruik is slechts toegestaan voor de categorie waarvoor het is opgegeven.
2. Een handelaarskenteken mag worden gebruikt voor voertuigen die ter bewerking of herstel aan degene aan wie het kenteken is opgegeven ter beschikking zijn gesteld.
3. Een handelaarskenteken moet worden gebruikt voor voertuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad van degene aan wie het kenteken is opgegeven.
4. Een handelaarskenteken mag uitsluitend worden gebruikt indien met het voertuig als bedoeld in het tweede en derde lid gebruik van de weg wordt gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten van het erkende bedrijf of de natuurlijke
persoon of rechtspersoon aan wie het handelaarskenteken is opgegeven.
5. Voor overtreding van het eerste tot en met vierde lid is degene aan wie het handelaarskenteken is opgegeven aansprakelijk.
3.5. De Nota van Toelichting bij het Besluit van 6 oktober 1994, houdende uitvoering van de Wegenverkeerswet 1994 (Kentekenreglement), Stb. 760, houdt op blz. 53 ten aanzien van art. 44 Kentekenreglement het volgende in: "In dit artikel zijn bepalingen van algemene strekking opgenomen inzake het gebruik van handelaarskentekens. De nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden bij ministeriële regeling. (...) Het handelaarskentekenbewijs mag niet voor ieder willekeurig voertuig worden gebruikt. Ingevolge het tweede lid mag het bewijs worden gebruikt voor te repareren of te herstellen voertuigen. Het derde lid schrijft voor wanneer een handelaarskenteken moet worden gebruikt, namelijk wanneer het een voertuig in bedrijfsvoorraad betreft. Een en ander betekent, dat het handelaarskentekenbewijs niet mag worden gebruikt voor bijvoorbeeld privé-voertuigen, voertuigen "van de zaak" of voertuigen die voor een korte periode aan klanten worden uitgeleend in afwachting van de reparatie van hun eigen voertuig.
Het vierde lid geeft aan dat met het handelaarskenteken uitsluitend gebruik van de weg mag worden gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten van het
betrokken bedrijf. (...)"
3.6. Doel en strekking van art. 44 KR brengt, gelet op hetgeen in de Nota van Toelichting daaromtrent is vermeld, dat het in het vierde lid van art. 44 vermelde "gebruik van de weg (...) in het kader van bedrijfsactiviteiten" in elk geval beperkt is tot voertuigen "als bedoeld in het tweede en derde lid," dus tot voertuigen die ter bewerking of herstel ter beschikking zijn gesteld aan het desbetreffende garagebedrijf, dan wel tot voertuigen "die behoren tot de bedrijfsvoorraad van degene aan wie het kenteken is opgegeven" (vgl. HR 2 februari 1999, VR 1999/75).
3.7. Het onder 3.3. vermelde proces-verbaal houdt in, dat het voertuig "niet bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer als handelsvoorraad was aangemerkt". Het hof verstaat, dat hiermee is bedoeld, dat het voertuig niet in de bedrijfsvoorraad van het bedrijf van de betrokkene is opgenomen. Dit is door de betrokkene niet weersproken. Nu evenmin sprake is van een voertuig dat ter bewerking of herstel aan degene aan wie het kenteken is opgegeven ter beschikking is gesteld (het oorspronkelijke kenteken van de auto was ten name van de betrokkene gesteld) is
het handelaarskenteken niet op de juiste wijze gebruikt, ook al zou juist zijn, dat de handelaarskentekens werden gevoerd in verband met een proefrit, zoals door de betrokkene gesteld.
3.8. Naar het oordeel van het hof staat derhalve vast, dat de gedraging is verricht, zodat de beslissing van de kantonrechter moet worden bevestigd.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.