ECLI:NL:GHLEE:2003:AF8490

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
WAHV 03-00140
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie verkeersvoorschrift

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage, die op 3 december 2002 een beroep van de betrokkene gegrond verklaarde. De betrokkene, die als kentekenhouder werd aangemerkt, had een administratieve sanctie van € 81,68 opgelegd gekregen voor het gebruik van een rijstrook aangeduid met een verlicht rood kruis op 29 november 2001 op de Rijksweg A12. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de gedraging erkend werd, de omstandigheden waaronder deze plaatsvond, een warrige verkeerssituatie, de oplegging van de sanctie niet billijkten.

De officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze beslissing. De gemachtigde van de betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder het feit dat er een verkeersongeval had plaatsgevonden, wat leidde tot de plaatsing van het rode kruis. De betrokkene gaf aan dat zij na het passeren van het rode kruis nog ongeveer 300 meter op de rijstrook met het rode kruis was doorgereden, omdat zij geen veilige mogelijkheid had om te stoppen of uit te wijken.

Het hof oordeelde dat de betrokkene had moeten anticiperen op de verkeerssituatie en dat zij zich niet in de positie had mogen brengen waarin zij het verbod om de gesloten rijstrook te berijden overtrad. Het hof verwierp ook het beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat de beslissing van de officier van justitie in een andere zaak niet relevant was voor deze zaak. Uiteindelijk vernietigde het hof de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het ingestelde beroep ongegrond.

Uitspraak

WAHV 03/00140
23 april 2003
CJIB 49048340564
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage
van 3 december 2002
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [plaatsnaam],
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage gegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De officier van justitie heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van €Euro 81,68 opgelegd ter zake van "rijstrook aangeduid met verlicht rood kruis gebruiken", welke gedraging zou zijn verricht op 29 november 2001 op de Rijksweg A12 toerit A4 Oostbaan te Leidschendam.
3.2. De kantonrechter heeft overwogen, dat is erkend dat de gedraging is verricht, maar dat de omstandigheden waaronder deze plaatsvond, er was sprake van een warrige verkeerssituatie, de oplegging van een sanctie niet billijkten.
3.3. De officier van justitie is van oordeel dat uit bij de politie ingewonnen inlichtingen niet blijkt van omstandigheden van dien aard, dat zij het opleggen van een sanctie niet billijken, noch van dien aard, dat de sanctie gematigd zou moeten worden. De betrokkene erkent de gedraging te hebben verricht. Zij geeft aan na het passeren van het rode kruis nog ongeveer 300 meter op de rijstrook met verlicht rood kruis te zijn doorgereden. Mocht er al sprake zijn geweest van een verwarrende verkeerssituatie dan ware dit, mede gelet op het feit dat betrokkene erkent de gedraging te hebben verricht, hooguit aanleiding geweest om de opgelegde sanctie te matigen.
3.4. Uit de stukken van het geding blijkt het navolgende. In verband met een verkeersongeval op de fly-over op het Prins Clausplein, waarbij twee voertuigen waren betrokken en waarbij een persoon letsel had opgelopen was boven de rijstrook toerit A4 Oostbaan (richting Amsterdam) een verlicht rood kruis aangebracht. Op het route-informatiebord boven de rijbaan werd een alternatieve route richting Amsterdam aangegeven.
3.5. Door de politie werd het opvallende politiesurveillance voertuig dwars over de rijbaan gezet, zodat er geen voertuigen meer langs konden, omdat - doordat automobilisten het rode kruis op de rijstrookverlichting negeerden - er geen veilige werkplek voor de hulpdiensten kon worden verzorgd. Volgens de gemachtigde van de betrokkene (de bestuurster van het voertuig waarmee de gedraging werd verricht) was dit ongeveer 300 meter na het rood verlichte kruis.
3.6. De gemachtigde van de betrokkene heeft aangevoerd, dat zij het rode kruis boven de rijstrook heeft gezien, alsmede de alternatieve route-aanduiding richting Amsterdam, maar de rijstrook rechts naast haar (de richting Rotterdam) was vol met auto's zodat zij niet meer uit kon wijken naar rechts, terwijl stoppen evenmin door haar een optie werd geacht, aangezien er auto's achter haar reden. Het was voor haar de keuze van een ongeluk riskeren of doorrijden.
3.7. Art. 73 RVV 1990 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"Bij rijstrooklichten betekent:
a. (.....)
b. rood licht: de rijstrook mag niet worden gebruikt;
c. (....)
d. (....)
e. (....)"
3.8. In aanmerking nemend dat rijstrooklichten buiten de bebouwde kom ten minste 5 meter boven het wegdek zijn aangebracht en derhalve van behoorlijke afstand waarneembaar zijn had het op de weg van de bestuurster gelegen zodanig tijdig te anticiperen, dat zij zich niet in de situatie zou hebben gebracht waarin zij voelde niet anders te kunnen, dan het absoluut geformuleerde verbod de gesloten rijstrook te berijden te overtreden.
3.9. Hetgeen de gemachtigde van de betrokkene opmerkt ten aanzien van de bejegening door de verbaliserende ambtenaar doet aan het voorgaande niet af.
3.10. Voor zover de gemachtigde zich beroept op schending van het gelijkheidsbeginsel, hierin bestaande, dat een vriendin van haar, die - naar het hof begrijpt - enige tijd later op dezelfde plaats ter zake van dezelfde gedraging is geverbaliseerd, door de officier van justitie in het gelijk is gesteld, geldt het volgende. Van schending van het gelijkheidsbeginsel zou sprake zijn indien zonder (juridisch) geldige reden ten nadele van de betrokkene zou zijn afgeweken van het met betrekking tot gedragingen als de onderhavige geldende beleid. (vgl. Hof Leeuwarden 19 juni 2002, 02/00166, AE6108) Het enkele feit, dat de officier van justitie het administratief beroep van een andere persoon gegrond heeft geacht levert niet een dergelijke afwijking op.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het ingestelde beroep alsnog ongegrond.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Van Dijk en Weenink, in tegenwoordigheid van Meester als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.