ECLI:NL:GHLEE:2003:AF7906

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
24-001034-02
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Zwerwer
  • M.J. van der Meer
  • P. van Zant
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake doodslag met betrekking tot steekincident

Op 29 april 2003 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Assen. De zaak betreft een verdachte die op 12 mei 2002 in Schoonebeek het slachtoffer met een mes in de borst heeft gestoken, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld voor doodslag, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van moord, terwijl het subsidiaire tenlastegelegde feit van doodslag als bewezen werd aangenomen. Het hof oordeelde dat de door de verdachte aangevoerde noodweer(exces) niet aannemelijk was en dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere strafblad en gezondheidsproblemen. Het hof heeft ook de verbeurdverklaring van het gebruikte mes en de onttrekking aan het verkeer van andere inbeslaggenomen voorwerpen uitgesproken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters de zaak hebben behandeld en de griffier aanwezig was.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001034-02
Arrest d.d. 29 april 2003 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Assen d.d. 25 september 2002 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in P.I. Noord - De Grittenborgh,
Kinholtsweg 7, 7909 CA te Hoogeveen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman,
mr. R.J. de Boer, advocaat te Coevorden.
Het vonnis waarvan beroep.
De rechtbank te Assen heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een maatregel, één en ander als in het vonnis nader omschreven.
Aanwending van het rechtsmiddel.
De verdachte is d.d. 4 oktober 2002 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzittingen van 4 maart 2003 en 16 april 2003 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing op het hoger beroep.
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging.
Het hof neemt uit het beroepen vonnis over de daar vermelde inhoud van de inleidende dagvaarding, zoals door de eerste rechter verbeterd gelezen.
Vrijspraak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aldus primair aan verdachte is tenlastegelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring.
Ten aanzien van verdachte acht het hof bewezen dat
hij op 12 mei 2002, te Schoonebeek, gemeente Emmen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet voornoemde [slachtoffer] met een mes in de borst, ter hoogte van het hart gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie.
Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert op het misdrijf:
subsidiair:
doodslag.
Strafbaarheid.
Ter 's hofs terechtzitting is door en namens verdachte aangevoerd, op de gronden als vermeld in de pleitnota van de raadsman, dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging aangezien hij heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces.
Het hof overweegt dat gelet op de stukken van het dossier en op grond van het onderzoek ter terechtzitting, de door de verdachte aangevoerde feiten en omstandigheden, waaruit volgens hem zou volgen dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf, eerbaarheid of goed waartegen enige vorm van verdediging zijdens verdachte geboden was, niet aannemelijk zijn geworden. Mitsdien faalt het beroep op noodweer(exces).
Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ook overigens ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering.
De rechtbank te Assen heeft de verdachte ter zake van doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren. De verdachte is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft ter 's hofs terechtzitting van 16 april 2003 gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde, moord, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en op grond van de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het navolgende in beschouwing genomen.
Op enig moment in de avond van 12 mei 2002 was verdachte in de caravan, die hij deelde met onder andere het slachtoffer [slachtoffer], bij het aanrecht bezig. Enige tijd later is [slachtoffer], voornoemd, samen met c.q. direct gevolgd door de getuige [getuige], de caravan binnengekomen. Zonder enige direct aanwijsbare redenen op dat moment is verdachte naar zijn slaapkamer gelopen en heeft daar een mes gepakt. Verdachte is naar [slachtoffer] toegelopen terwijl die [slachtoffer] zich gelijktijdig richting verdachte heeft begeven. Vervolgens heeft verdachte met voornoemd mes [slachtoffer] in de borst gestoken. Blijkens het sectierapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Rijswijk heeft het steekletsel, met perforatie van het hart, in combinatie met massale bloeduitstorting in het hartzakje, de dood van [slachtoffer] tot gevolg gehad. Verdachte heeft aldus [slachtoffer] opzettelijk van het leven beroofd. Het nemen van het leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat alleen een zeer lange vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt.
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen vrijheidsstraf heeft het hof rekening gehouden met de ernstige schok die door het plegen van bovenomschreven feit aan de rechtsorde is toegebracht en het leed dat door de dood van het slachtoffer aan diens nabestaanden is berokkend.
Tegenover het vorenoverwogene staat echter dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel van het justitiële documentatieregister d.d. 14 maart 2003 - niet eerder is veroordeeld. Het hof heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte hartklachten heeft en daarvoor wordt behandeld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen doch ook gelet op de straf die het hof in zaken vergelijkbaar met de onderhavige pleegt op te leggen, is het hof tot het oordeel gekomen, dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd van na te noemen duur.
Verbeurdverklaring.
Het door het hof verbeurd te verklaren voorwerp is daarvoor vatbaar. Immers met behulp van het zwarte mes is het hiervoor bewezenverklaarde feit begaan, terwijl uit het onderzoek is gebleken, dat het toebehoort aan verdachte.
Onttrekking aan het verkeer.
De door het hof aan het verkeer te onttrekken voorwerpen zijn daarvoor vatbaar. Immers de blauwe stiletto en het bruine zakmes, die blijkens het onderzoek ter 's hofs terechtzittingen aan verdachte toebehoren en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane bewezenverklaarde feit aangetroffen, terwijl die voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van een soortgelijke feit.
Toepassing van wetsartikelen.
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36d en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak.
HET HOF,
RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
verklaart het verdachte als voormeld primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte als voormeld subsidiair tenlastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart dit feit en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd het navolgende inbeslaggenomen voorwerp:
- 1.00 stk mes kleur zwart;
verklaart aan het verkeer onttrokken de navolgende inbeslaggenomen voorwerpen:
- 1.00 stk mes (zakmes) kleur bruin;
- 1.00 stk stiletto kleur blauw;
gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende inbeslaggenomen voorwerpen:
- 1.00 stk shirt kleur groen;
- 1.00 stk broek kleur blauw;
- 1.00 stk pyjama kleur wit;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Zwerwer, voorzitter, Van der Meer en Van Zant, in tegenwoordigheid van mr. Bijma als griffier, zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.