ECLI:NL:GHLEE:2003:AF6075
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- J. Knijp
- A. Bax-Stegenga
- M. de Bock
- M. Mollema
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnissen en afwijzing vordering in hoger beroep met betrekking tot dwaling en bemiddelingsovereenkomst
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 19 maart 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] over de totstandkoming van een overeenkomst en de gevolgen daarvan. In eerste aanleg heeft de rechtbank te Leeuwarden op 4 oktober 2000 en 6 juni 2001 vonnissen gewezen, waartegen [appellant] hoger beroep heeft ingesteld. De appellant heeft tien grieven opgeworpen, waarbij hij onder andere aanvoert dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat de overeenkomst omstreeks oktober 1996 is gesloten. Hij stelt dat zijn erkenning van dit feit berust op een vergissing, die aan te merken is als dwaling.
Het hof heeft vastgesteld dat de grieven van [appellant] in grote lijnen betrekking hebben op de vaststelling van de feiten door de rechtbank en de beoordeling van de dwaling. Het hof overweegt dat de rechtsvordering tot vernietiging wegens dwaling verjaart na drie jaren, en dat [geïntimeerde] de dwaling meer dan drie jaren voor de eisvermeerdering heeft ontdekt. Dit leidt het hof tot de conclusie dat het beroep van [appellant] op verjaring slaagt.
Uiteindelijk heeft het hof de vonnissen van de rechtbank vernietigd en de vordering van [geïntimeerde] afgewezen. [geïntimeerde] is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het vaststellen van feiten en de gevolgen van dwaling in contractuele relaties.