ECLI:NL:GHLEE:2003:AF4513
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Kalsbeek
- Wedzinga
- De Roos
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hoger beroep
Op 17 februari 2003 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen, die op 8 augustus 2002 had geoordeeld over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank had het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde geschat op €25.540 en hem opgedragen dit bedrag aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien niet volledig betaald zou worden. De veroordeelde, die gedetineerd was, heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 3 februari 2003 heeft het hof het dossier en de eerdere uitspraak beoordeeld. Het hof oordeelde dat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel onvoldoende was onderbouwd. Er ontbraken eenduidige verklaringen die de schatting van het bedrag konden rechtvaardigen. Het hof stelde vast dat onduidelijk was welk bedrag aan de veroordeelde kon worden toegerekend, vooral omdat niet duidelijk was of de opbrengsten van door anderen verkochte verdovende middelen waren inbegrepen in de opbrengsten van de door de veroordeelde verkochte heroïne en cocaïne.
Uiteindelijk heeft het hof de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigd en de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Het hof concludeerde dat de advocaat-generaal niet voldoende had onderbouwd op basis van welke verdeelsleutel de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel was gemaakt. Hierdoor was het hof van mening dat de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet kon worden vastgesteld, wat leidde tot de afwijzing van de ontnemingsvordering.