ECLI:NL:GHLEE:2003:AF3618

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
WAHV 02/00946
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake administratieve sanctie voor het niet voor laten gaan van een voetganger op een voetgangersoversteekplaats

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 22 januari 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te Rotterdam, die op 26 juli 2002 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene, die als kentekenhouder was aangesproken, had een administratieve sanctie van ƒ 250,- (omgerekend € 113,45) opgelegd gekregen wegens het niet voor laten gaan van een voetganger op een voetgangersoversteekplaats. Dit voorval vond plaats op 30 oktober 2001 op de Pelgrimsstraat te Rotterdam.

Het hof heeft de feiten en het procesverloop in detail beoordeeld. De betrokkene voerde aan dat hij de voetgangster had gezien en dat zij hem gebaarde dat hij mocht doorgaan. Echter, het hof oordeelde dat de betrokkene niet had voldaan aan zijn verplichting om de voetgangster ongehinderd over te laten steken. De wetgeving, zoals vastgelegd in artikel 49 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerssignalen 1990 (RVV 1990), stelt dat bestuurders voetgangers die op een voetgangersoversteekplaats oversteken, voor moeten laten gaan.

De rechterlijke beoordeling benadrukte dat de betrokkene niet eerder een interpretatie aan het gebaar van de voetganger mocht geven dan nadat hij had voldaan aan zijn verplichting om de voetganger de gelegenheid te geven om ongehinderd over te steken. Het hof concludeerde dat de omstandigheden die de betrokkene aanvoerde niet voldoende waren om de opgelegde sanctie te matigen of te annuleren. Daarom bevestigde het hof de beslissing van de kantonrechter, waarmee de administratieve sanctie in stand bleef.

Uitspraak

WAHV 02/00946
22 januari 2003
CJIB 19046507065
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te Rotterdam
van 26 juli 2002
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van ƒ 250,- (= € Euro 113,45) opgelegd ter zake van "voetganger (voornemens) op voetgangersoversteekplaats (over te steken) niet voor laten gaan", welke gedraging zou zijn verricht op 30 oktober 2001 op de Pelgrimsstraat te Rotterdam.
3.2. De betrokkene voert het volgende aan. Bij de Pelgrimsstraat zijn ze bezig met wegwerkzaamheden. Halverwege de voetgangersoversteekplaats zijn rode en witte blokken geplaatst, waardoor deze in twee helften wordt gescheiden. Een vrouw stond tussen de rode en witte blokken te wachten, toen de betrokkene kwam aanrijden. Volgens de betrokkene was er tussen hem en de vrouw oogcontact en gebaarde de vrouw dat hij mocht voorgaan. Vervolgens is hij zonder stilgestaan te hebben doorgereden.
3.3. Art. 49, tweede lid, RVV1990 luidt:
"Bestuurders moeten voetgangers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats oversteken of kennelijk op het punt staan zulks te doen, voor laten gaan."
3.4. De nota van toelichting op het aan art. 49 RVV1990 voorafgaande art. 100 RVV1966 houdt onder meer in:
"Bepaald wordt dat de bestuurders een voetgangersoversteekplaats voorzichtig naderen en aan voetgangers, die zich daarop bevinden, onbelemmerde doorgang verlenen. Dit laatste beduidt, dat de voetganger zonder onderbreking zijn weg moet kunnen vervolgen, indien hij zich eenmaal op de voetgangersoversteekplaats heeft begeven."
3.5. De nota van toelichting op het RVV1990 houdt in hoofdstuk X. "Belangrijke veranderingen" voor zover hier van belang in:
"Het RVV 1990 bevat naast vele minder belangrijke wijzigingen, die per artikel worden belicht, enkele opmerkelijke nieuwe regelingen. Ze worden hier in het kort weergegeven.
(….)
2. Het voor laten gaan van voetgangers die op het punt staan op een voetgangersoversteekplaats over te steken.
Zowel volgens het oude als het nieuwe RVV moeten bestuurders aan voetgangers (…) op een voetgangersoversteekplaats ongehinderde doorgang verlenen. Nieuw is dat bestuurders dezelfde verplichting hebben tegenover voetgangers (…) die kennelijk op het punt staan over te steken.(….)"
3.6. De nota van toelichting op art. 49 RVV1990 houdt onder meer in:
"De term "ongehinderde doorgang verlenen" in de oude regeling is vervangen door "voor laten gaan". Het ongehinderd doorgang verlenen dat veel lijkt op de betekenis van voorrang, wordt gereserveerd voor bestuurders die elkaar op een kruising naderen. Voor andere gevallen waarbij prioriteit van de één boven de ander moet worden vastgelegd wordt de term "voor laten gaan" gebezigd."
3.7. Bij de stukken van het dossier bevindt zich een zaakoverzicht van het CJIB van 14 maart 2002, welk zaakoverzicht als toelichting van verbalisant Roode, brigadier van politie, inhoudt - zakelijk weergegeven -:
"Gedragingsgegevens: als bestuurder een voetganger die op een voetgangersoversteekplaats oversteekt niet voor laten gaan".
3.8. Gelet op de voormelde - op ambtsbelofte gegeven - toelichting van de
verbalisant Roode, op hetgeen de betrokkene zelf aanvoert, alsmede gelet op de wetsgeschiedenis, is naar de overtuiging van het hof komen vast te staan, dat de hiervoor onder 3.1. weergegeven gedraging is verricht. De betrokkene heeft de voetgangster immers geen ongehinderde doorgang verleend.
3.9. Hetgeen de betrokkene aanvoert omtrent het gebaar van de voetgangster op grond waarvan hij meende dat zij hem voor liet gaan maakt een en ander niet anders. Immers, met het oog op de veiligheid van het verkeer mag een bestuurder niet eerder een dergelijke interpretatie geven aan een gebaar van de voetganger, dan wanneer hij zelf eerst aan de verplichting heeft voldaan de voetganger de gelegenheid te geven ongehinderd over te steken. Het hof is derhalve van oordeel, dat de door de betrokkene aangevoerde omstandigheden waaronder de gedraging is verricht niet van zodanige aard zijn dat deze het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dat deze tot matiging van de opgelegde administratieve sanctie zouden moeten leiden.
3.10. Uit het voorgaande vloeit voort, dat de beslissing van de kantonrechter dient te worden bevestigd.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Van Dijk en Weenink, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.