ECLI:NL:GHLEE:2002:AF1863
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep kort geding
- M. Mollema
- Z. Zuidema
- M. Meijeringh
- A. Streppel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over huurovereenkomst en conservatoir beslag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 11 december 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding dat eerder door de voorzieningenrechter van de Arrondissementsrechtbank Groningen was behandeld. De appellante, een huurder, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 23 mei 2002, waarin conservatoire beslagen die door haar waren gelegd op de roerende zaken van de geïntimeerde, een verhuurder, waren opgeheven. De huurovereenkomst tussen partijen was op 1 mei 2000 aangegaan en liep tot 1 mei 2005. De appellante had op 25 januari 2002 beslag gelegd op de roerende zaken van de geïntimeerde, omdat zij meende recht te hebben op schadevergoeding wegens gederfde huurinkomsten en het niet nakomen van de huurovereenkomst. De geïntimeerde had de huurovereenkomst op 18 maart 2002 buitengerechtelijk ontbonden, wat door de appellante niet werd betwist.
Het hof heeft de grieven van de appellante gezamenlijk behandeld en geconcludeerd dat de voorzieningenrechter terecht de beslagen had opgeheven. Het hof oordeelde dat de vorderingen van de appellante ten grondslag aan de beslagen niet voldoende waren onderbouwd. De appellante had niet aangetoond dat de geïntimeerde in gebreke was gebleven met het betalen van de huur, en de ontbinding van de huurovereenkomst was niet gerechtvaardigd. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde de appellante in de kosten van het geding in hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke onderbouwing van vorderingen in het kader van conservatoire beslagen en de noodzaak om aan de wettelijke vereisten te voldoen bij het ontbinden van huurovereenkomsten. Het hof heeft de kosten van de procedure aan de zijde van de geïntimeerde begroot op Euro 230 aan verschotten en Euro 771,43 aan salaris voor de procureur.