ECLI:NL:GHLEE:2002:AF0686

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
WAHV 02-00354
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot dwangbevel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank te Groningen, die op 11 januari 2002 een betrokkene niet-ontvankelijk verklaarde in zijn verzet tegen een dwangbevel. Het Gerechtshof Leeuwarden heeft op 13 november 2002 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hof de beschikking van de kantonrechter heeft vernietigd. De advocaat-generaal had eerder vragen beantwoord die door het hof waren gesteld, maar de gemachtigde van de betrokkene heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op deze informatie.

Het hof heeft vastgesteld dat de initiële beschikking en aanmaningen door het CJIB zijn verzonden naar het in het kentekenregister opgenomen adres van de betrokkene. Deze stukken zijn niet als onbestelbaar retour ontvangen, wat betekent dat adresverificatie pas heeft plaatsgevonden in het kader van het incassotraject. De adresgegevens van de betrokkene zijn op 4 april 2001 geverifieerd bij de Kamer van Koophandel, waaruit bleek dat de betrokken B.V. op het juiste adres stond ingeschreven.

Het hof oordeelt dat de kantonrechter ten onrechte de betrokkene niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het dwangbevel op een onjuiste wijze is betekend. De betekening had moeten plaatsvinden op het correspondentieadres van de betrokkene, dat al bekend was vóór de uitvaardiging van het dwangbevel. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en de betrokkene in zijn verzet ontvangen. De kosten van de betekening die nodeloos zijn gemaakt, worden niet ten laste van de betrokkene gebracht. Het hof heeft bepaald dat de advocaat-generaal een bedrag van € 159,59 aan de betrokkene moet restitueren.

Uitspraak

WAHV 02/00354
13 november 2002
CJIB 36308961
Gerechtshof te Leeuwarden
Beschikking
op het hoger beroep tegen de beschikking
van de kantonrechter van de rechtbank te Groningen
van 11 januari 2002
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [plaatsnaam]
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde]
1. De inhoud van de tussenbeschikking van dit hof d.d. 10 juli 2002 wordt hier overgenomen.
2. Het verdere procesverloop
Bij brief van 27 augustus 2002 met bijlagen, ingekomen bij het hof op dezelfde dag, heeft de advocaat-generaal de vragen beantwoord, die bij de tussenbeschikking door het hof waren gesteld.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld op deze nadere informatie te reageren, maar heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Uit de door de advocaat-generaal bij het CJIB ingewonnen informatie blijkt het navolgende. De initiële beschikking en de aanmaningen zijn door het CJIB verzonden naar het in het kentekenregister opgenomen adres: [adres] Geen van deze stukken is als onbestelbaar retour ontvangen. Adresverificatie heeft dan ook niet eerder plaatsgevonden dan in verband met de beoordeling van het incassotraject. De adresgegevens van de betrokkene zijn op 4 april 2001 geverifieerd bij de Kamer van Koophandel. Uit deze adresverificatie bleek, dat de betrokken B.V. stond ingeschreven op het adres, dat door het CJIB is gebruikt. Daarnaast bleek, dat de betrokkene als corr[correspondentieadres]
3.2. Uit de bij de brief van het CJIB gevoegde bijlagen blijkt, dat op 16 mei 2001 het op 25 april 2001 door de officier van justitie te Leeuwarden uitgevaardigde dwangbevel is betekend aan het vestigingsadres te Groningen. Afschrift is gelaten op dit adres in gesloten envelop omdat niemand werd aangetroffen aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten. Bij brief van 28 mei 2001 is de betrokkene gesommeerd te betalen. Ook deze brief is geadresseerd aan het vestigingsadres van de betrokkene te Groningen. Voorts bevindt zich bij de bijlagen een aanzegging beslag roerende zaken tegen donderdag 13 september 2001, die op 16 augustus 2001 door de deurwaarder kennelijk is aangeboden aan het vestigingsadres, maar niet is betekend. Op het stuk staat aangetekend: "onbekend aldaar adres = woonhuis". Op 7 september 2001 is een aanzegging beslag roerende zaken tegen donderdag 13 oktober 2001 betekend aan het adres [correspondentieadres]
3.3. Op grond van de hiervoor weergegeven informatie is het hof van oordeel, dat de kantonrechter de betrokkene ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn verzet, aangezien het dwangbevel is betekend aan het vestigingsadres op de wijze als hierboven vermeld, hoewel ten tijde van de betekening het correspondentieadres van de betrokken rechtspersoon bekend was. Redelijkerwijze kan niet geoordeeld worden dat de indiener van het verzetschrift ten aanzien van het overleggen van het dwangbevel en een afschrift van het exploit van betekening in verzuim is geweest. Het hof zal derhalve de beslissing van de kantonrechter vernietigen en de betrokkene in het verzet ontvangen.
3.4. De onder 3.1. vermelde inlichtingen leiden tot de conclusie, dat het dwangbevel rechtsgeldig is uitgevaardigd. Immers, de omstandigheid dat de initiële beschikking en de aanmaningen die naar het in het kentekenregister opgenomen adres zijn gezonden niet door de betrokkene zijn ontvangen komt voor haar rekening.
3.5. Het namens de betrokkene ingediende verzet is in zoverre gegrond, dat betekening van het dwangbevel had dienen te geschieden aan het correspondentieadres van de betrokkene, dat vóór de uitvaardiging van het dwangbevel reeds bekend was, blijkens de onder 3.1. weergegeven informatie. Het hof is van oordeel dat de kosten van de betekening van het dwangbevel, de sommatie d.d. 28 mei 2001 en van de aanzegging beslag roerende zaken d.d. 7 september 2001, als zijnde nodeloos gemaakt, niet ten laste van de betrokkene dienen te worden gebracht. Voor het overige zal het hof, gelet op hetgeen onder 3.4. is overwogen, het verzet ongegrond verklaren.
3.6. Door de betrokkene is als zekerheid van het nog verschuldigde bedrag en al de kosten Euro€ 304,23 (ƒ 670,43) betaald . De verschuldigde zekerheidstelling zonder de invorderingskosten (de hoofdsom) bedroeg ƒ 318,75 (Euro €144,64). Het hof zal derhalve de advocaat-generaal opdragen de betrokkene de nodeloos gemaakte kosten, te weten een bedrag van € Euro 159,59, terug te betalen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter;
verklaart het verzet deels gegrond;
bepaalt dat van hetgeen uit hoofde van voormeld dwangbevel door de betrokkene is betaald een deel, te weten €Euro 159,59, door de advocaat-generaal aan de betrokkene wordt gerestitueerd;
verklaart het verzet voor het overige ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dijkstra, Huisman en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.