ECLI:NL:GHLEE:2002:AF0603

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
WAHV 02-00728
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van administratieve sanctie voor misbruik van handelaarskenteken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zutphen, die op 10 juni 2002 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, als kentekenhouder, had een administratieve sanctie van fl 310,- (Euro 140,67) opgelegd gekregen voor het niet op de voorgeschreven wijze gebruiken van een handelaarskenteken. Dit gebeurde op 15 juli 2001 op de Trekweg in Apeldoorn. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene de regels omtrent het gebruik van handelaarskentekens had overtreden.

De betrokkene stelde in hoger beroep dat er geen sprake was van misbruik, omdat volgens de Rijkdienst voor het Wegverkeer (RDW) in geval van nood geparkeerd mocht worden met een voertuig voorzien van handelaarskentekenplaten. Hij voerde aan dat de inrit naar zijn bedrijfsterrein geblokkeerd was door een bus, waardoor hij niet op zijn terrein kon parkeren. De getuige, die de proefrit met het voertuig had gemaakt, bevestigde dat de auto op de openbare weg was achtergelaten omdat de inrit geblokkeerd was.

Het hof oordeelde echter dat de betrokkene had moeten zorgen dat het voertuig na de proefrit weer in zijn bezit kwam. De afspraak die hij met de getuige had gemaakt om de auto achter te laten op het bedrijfsterrein was in strijd met de voorschriften voor het gebruik van handelaarskentekens. Het hof concludeerde dat de omstandigheden die de betrokkene aanvoerde niet voldoende waren om de sanctie te matigen of te annuleren. Daarom bevestigde het hof de beslissing van de kantonrechter.

Uitspraak

WAHV 02/00728
30 oktober 2002
CJIB 79044736450
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te Zutphen
van 10 juni 2002
betreffende
[betrokkene]hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Zutphen ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 310,- (= Euro€ 140,67) opgelegd ter zake van "als kentekenhouder het handelaarskenteken niet op de voorgeschreven wijze gebruiken", welke gedraging zou zijn verricht op 15 juli 2001 op de Trekweg in Apeldoorn.
3.2. De betrokkene voert aan, dat volgens de Rijkdienst voor het Wegverkeer (RDW) er in het onderhavige geval geen sprake is van misbruik. Volgens de voorschriften mag er ingeval van nood in de buurt van het bedrijf worden geparkeerd met een voertuig dat is voorzien van handelaarskentekenplaten. De betrokkene heeft in dit verband een pagina uit de Informatiemap voor de voertuigbranche van de RDW overgelegd, waarin dit wordt vermeld. Volgens de betrokkene was er in dit geval sprake van een noodsituatie. Er kon namelijk niet op het bedrijfsterrein worden geparkeerd, omdat de inrit geblokkeerd was door een bus.
3.3. De onderhavige gedraging behelst een administratieve sanctie op het niet naleven van art. 44 Kentekenreglement. Dit artikel luidt:
1. Een handelaarskenteken mag slechts worden gebruikt door degene aan wie het is opgegeven dan wel een door deze aangewezen persoon. Het gebruik is slechts toegestaan voor de categorie waarvoor het is opgegeven.
2. Een handelaarskenteken mag worden gebruikt voor voertuigen die ter bewerking of herstel aan degene aan wie het kenteken is opgegeven ter beschikking zijn gesteld.
3. Een handelaarskenteken moet worden gebruikt voor voertuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad van degene aan wie het kenteken is opgegeven.
4. Een handelaarskenteken mag uitsluitend worden gebruikt indien met het voertuig als bedoeld in het tweede en derde lid gebruik van de weg wordt gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten van het erkende bedrijf of de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie het handelaarskenteken is opgegeven.
3.4. In casu was het betreffende voertuig door de betrokkene meegegeven aan een mogelijke koper voor het maken van een proefrit. Blijkens de verklaring van deze persoon, de getuige de Bondt, is bij terugkomst de auto op de openbare weg achtergelaten, omdat de inrit naar het bedrijfsterrein van de betrokkene was geblokkeerd door een bus en de betrokkene niet thuis was. Nadat de proefrit door de getuige werd beëindigd eindigde het geoorloofd gebruik van het handelaarskenteken, aangezien vanaf dat moment niet meer gezegd kan worden, dat nog "gebruik van de weg werd gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten van de betrokkene". Daarmee staat vast, dat de gedraging is verricht.
3.5. Art. 4 van de Regeling handelaarskentekens en -kentekenbewijzen houdt in:
"Wanneer geen gebruik wordt gemaakt van het handelaarskentekenbewijs, dient dit bewijs alsmede de kentekenplaten waarop het handelaarskenteken is aangebracht, te worden bewaard in een goed afsluitbare voorziening."
De door de betrokkene overgelegde een pagina uit de Informatiemap voor de voertuigbranche van de RDW houdt in dit verband in:
"Moet de bestuurder van het voertuig waarop handelaarskentekenplaten zijn aangebracht het handelaarskentekenbewijs bij zich hebben?
Ja. De bestuurder moet het originele handelaarskentekenbewijs bij zich hebben, dus geen fotokopie. Als er geen gebruik wordt gemaakt van het handelaarskenteken, dient u het handelaarskentekenbewijs en de handelaars-kentekenplaten op te bergen in de daarvoor bestemde afsluitbare voorziening. Na een proefrit moeten de handelaarskentekenplaten direct van het voertuig verwijderd worden."
3.6. Op grond van het onder 3.5. overwogene is het hof van oordeel, dat de betrokkene ervoor had dienen te zorgen, dat of hijzelf of een ander na afloop van de proefrit door de getuige de auto weer in ontvangst had genomen en ten aanzien van het handelaarskentekenbewijs en de handelaarskentekenplaten had gehandeld in overeenstemming met de daarvoor geldende voorschriften. De betrokkene heeft daarentegen met de getuige afgesproken dat deze de auto zou achterlaten op zijn bedrijfsterrein, als hij (in verband met een verjaardagsbezoek) niet thuis zou zijn.
3.7. De door de betrokkene genoemde omstandigheden zijn dan ook niet van dien aard dat deze het opleggen van de onderhavige sanctie niet billijken en ze zijn evenmin van dien aard zijn dat deze tot matiging van de opgelegde sanctie dienen te leiden. Immers de door de betrokkene met de getuige gemaakte afspraak is reeds in strijd met de regeling voor het gebruik van handelaarskentekens. Bovendien zou, indien op het bedrijfsterrein van de betrokkene iemand aanwezig zou zijn geweest, deze mogelijk hebben kunnen verhinderen dat de inrit naar het bedrijfsterrein werd geblokkeerd en zou de omstandigheid waarop de betrokkene zich beroept, zich niet hebben voorgedaan.
3.8. Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beslissing bevestigen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Kalsbeek en Weenink, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.