1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 De belanghebbende werd voor het jaar 1997 in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aangeslagen bij aanslag van 3 juni 2000 naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964, gelijk deze wet voor het onderhavige jaar gold, (hierna te noemen: de Wet) van ƒ 120.723, -.
1.2 Op het tijdig ingediende bezwaar van de belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 26 oktober 2000 de aanslag gehandhaafd.
1.3 De gemachtigde van de belanghebbende, zijnde mr. A, is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een pro forma-beroepschrift (met bijlagen), hetwelk op 24 november 2000 is ingekomen. Namens de belanghebbende is het beroep bij schrijven van 12 maart 2001 (met bijlagen), ingekomen bij het hof op 13 maart 2001, gemotiveerd.
1.4 De inspecteur heeft zijn verweerschrift (met bijlagen) op 4 mei 2001 ingezonden. Op 23 mei 2001 heeft hij bij schrijven van 22 mei 2001, met bijlagen, zijn verweerschrift aangevuld, waarop het hof de gemachtigde van de belanghebbende heeft toegestaan een conclusie van repliek in te zenden, welke conclusie van repliek, met bijlage, ter 's hofs griffie is ingekomen op 13 juli 2001 en waarvan een afschrift werd gezonden aan de inspecteur. De inspecteur heeft vervolgens een conclusie van dupliek, met bijlage, ingezonden, welke conclusie van dupliek ter 's hofs griffie is ingekomen op 6 september 2001 en waarvan een afschrift werd gezonden aan de gemachtigde van de belanghebbende.
1.5 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 12 februari 2002, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de gemachtigde van de belanghebbende en de belanghebbende, die zijn gemachtigde vergezelde, zomede de inspecteur.
Ter voormelde zitting heeft de gemachtigde van de belanghebbende zijn pleitnota en de pleitnota van de belanghebbende, die op 11 februari 2002 bij het hof zijn ingekomen, voorgedragen.
1.6 De belanghebbende heeft het hof bij brief van 1 maart 2002 bericht dat de heer mr. A niet meer als zijn gemachtigde zou optreden.
1.7 De inspecteur is in de gelegenheid gesteld schriftelijk van zijn gevoelen te doen blijken aangaande ter zitting van 12 februari 2002 overgelegde pleitnota's, van welke gelegenheid hij gebruik maakte in een schrijven gedagtekend 8 maart 2002. Een afschrift van dit schrijven is gezonden aan de belanghebbende. De belanghebbende heeft op 8 april 2002 aan het hof zijn reactie, met bijlagen, op voormeld schrijven van de inspecteur doen toekomen, waarvan een afschrift werd verzonden naar de inspecteur.
1.8 Vervolgens is de mondelinge behandeling hervat ter nadere zitting van 18 juni 2002, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de belanghebbende, bijgestaan door de heer mr. B, en de inspecteur, die werd bijgestaan door C. Voorafgaand aan deze zitting heeft de inspecteur bij schrijven van 12 juni 2002 stukken aan het hof doen toekomen, waarvan een afschrift is gestuurd aan de belanghebbende. Ter voormelde zitting heeft de belanghebbende de door de heer B voorgedragen pleitnota overgelegd. De inspecteur heeft geen bezwaar gemaakt tegen overlegging van de bijlagen van deze pleitnota.
1.9 Het hof heeft in deze zaak op 2 juli 2002 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven, ter post bezorgd op 15 juli 2002, aan partijen is verzonden.
1.10 Bij schrijven ingekomen op 17 juli 2002 heeft de belanghebbende op de wijze als bedoeld in artikel 27d van de Algemene wet rijksbelastingen verzocht vorenbedoelde uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De belanghebbende heeft vervolgens op 19 augustus 2002 het daarvoor verschuldigde griffierecht ad € 36, - voldaan.
Van alle vermelde (en hierna nog te vermelden) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.