BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 362/01 18 september 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z (: de belanghebbende)
het hoofd van de Belastingdienst/Grote ondernemingen Groningen (: de inspecteur),
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aan-slag Inkomstenbelasting /Premie Volksverzekeringen 1998.
1. Het procesverloop en de feiten
1.1. Op 16 juli 1999 heeft belanghebbende aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 1998 gedaan.
1.2. Op 10 februari 2000 heeft de inspecteur in het kader van de aanslagregeling belanghebbende een brief gestuurd ter verkrijging van inlichtingen en onderliggende stukken ter zake van de garantiestelling A-Bank.
1.3. Op 23 februari 2000 heeft belanghebbende informatie verschaft aan de inspecteur.
1.4. Op 6 december 2000 stuurt de inspecteur aan belanghebbende een brief waarin gemotiveerd wordt aangegeven dat hij een drietal correcties op de ingediende aangifte heeft aangebracht.
1.5. De aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998 is op 21 december 2000 opgelegd. De inspecteur heeft de door hem aan belanghebbende meegedeelde correcties aangebracht.
1.6. Op 23 januari 2001 ontvangt de inspecteur een bezwaarschrift van belanghebbende, waarin het volgende wordt vermeldt:
"Ingesloten zenden wij u een copie van bovengenoemde aanslag, en een copie van de aanslag van 1998. Hiertegen maken wij bezwaar, aangezien de aangifte anders luidt en deze juist is."
1.7. Bij brief van 25 januari 2001 verzoekt de inspecteur belanghebbende zijn bezwaarschrift te motiveren. Omdat door belanghebbende niet aan dit verzoek werd voldaan, heeft de inspecteur bij brief van 12 maart 2001 belanghebbende nogmaals verzocht binnen twee weken een motivering van het bezwaar in te zenden. Tevens is belanghebbende er toen op gewezen dat hij bij verzuim niet-ontvankelijk kan worden verklaard in zijn bezwaar.
1.8. Aan de verzoeken van de inspecteur om motivering heeft belanghebbende niet voldaan.
1.9. Bij uitspraak van 3 april 2001 verklaart de inspecteur belanghebbende vervolgens niet-ontvankelijk in zijn bezwaar, omdat hij zijn bezwaarschrift niet heeft gemotiveerd.
1.10. Van deze uitspraak is de belanghebbende bij een op 11 mei 2001 bij het hof binnengekomen beroepschrift in beroep gekomen.
1.11. Van de belanghebbende is op 6 juni 2002 een brief met een bijlage bij het hof binnengekomen.
1.12. Van de inspecteur is op 19 december 2001 een verweerschrift met bijlagen bij het hof binnengekomen.
1.13. Op 8 april 2002 is van de belanghebbende een conclusie van repliek met een bijlage bij het hof binnengekomen
1.14. Op 25 april 2002 is van de inspecteur een conclusie van dupliek bij het hof binnengekomen.
1.15. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 juni 2002, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de belanghebbende en de inspecteur.
1.16. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Het geschil en de standpunten van partijen.
2.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de belanghebbende ontvankelijk is in zijn bezwaar en zo ja, of het belastbare inkomen door de inspecteur juist is vastgesteld.
2.2. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend. Belanghebbende meent dat het belastbare inkomen overeenkomstig de aangifte dient te worden vastgesteld. De inspecteur acht de door hem aangebrachte correcties juist.
2.3. Voor de overige standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.
3. De overwegingen omtrent het geschil.
3.1. Op grond van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht kan een bezwaarschrift niet ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan onder meer de in artikel 6:5, lid 1, onder d. van die wet geformuleerde voorwaarde dat het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar moet bevatten, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gesteld termijn.
3.2. Nu belanghebbende, ondanks dat hij tot twee keer toe door de inspecteur in de gelegenheid is gesteld het bezwaarschrift te motiveren, niet de gronden van het bezwaar heeft aangevoerd, heeft de inspecteur naar het oordeel van het hof belanghebbende terecht niet ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar, temeer nu belanghebbende in de fase van de aanslagregeling bij brief van 6 december 2000 gemotiveerd is geïnformeerd over de aard en omvang van de door de inspecteur aangebrachte correcties. Met het door belanghebbende in zijn bezwaarschrift gestelde - dat hij "bezwaar maakt, aangezien de aangifte anders luidt en deze juist is" - heeft hij onder de gegeven omstandigheden niet aan de onder 3.1. vermelde voorwaarde voldaan.
3.3. Het gelijk ligt aan de kant van de inspecteur. Aan de inhoudelijke kant van de zaak komt het hof derhalve niet toe.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het hof:
verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 18 september 2002 door mr Pruiksma , vice-president, voorzitter, mrs Huiskes en Fransen, raadsheren, op die dag in het openbaar uitgesproken door genoemde voorzitter, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
De griffier, De voorzitter,
M.Haarsma mr H.S. Pruiksma
Afschrift per aangetekende post
aan partijen verzonden op: 2 oktober 2002