ECLI:NL:GHLEE:2002:AE8122

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
WAHV 02/00344
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens ontbreken machtiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 18 september 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te Utrecht van 14 maart 2002. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene, die als kentekenhouder was aangesproken, tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard. De betrokkene had een administratieve sanctie van ƒ 90,-- (€ 40,84) opgelegd gekregen voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder een duidelijk zichtbare parkeervergunning op 31 mei 2001 te Amersfoort.

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, maar heeft niet gereageerd op herhaalde verzoeken van de griffier om een bewijsstuk van machtiging te overleggen. Het hof heeft vastgesteld dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, indien een ander dan de betrokkene hoger beroep instelt, een schriftelijke machtiging vereist is. Het hof heeft in eerdere jurisprudentie aangegeven dat het mogelijk is dat degene die de gedraging feitelijk heeft verricht, ook in bezwaar en beroep kan gaan, maar alleen als aan te nemen valt dat deze persoon aangesproken kan worden voor de administratieve sanctie.

Aangezien de gemachtigde niet heeft gereageerd op de verzoeken om een machtiging te overleggen, heeft het hof geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bevestigd en het hoger beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken ter openbare zitting en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

WAHV 02/00344
18 september 2002
CJIB 39042594745
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te Utrecht
van 14 maart 2002
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [plaatsnaam]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
[gemachtigde] heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 24 april 2002 aan het door [gemachtigde] opgegeven adres heeft de griffier van het hof aan hem medegedeeld dat een bewijsstuk van machtiging door de betrokkene ontbreekt. Hij is hierbij verzocht om binnen vier weken na de dagtekening van de brief het verzuim te herstellen. [gemachtigde] heeft niet op voormelde brief gereageerd.
Bij brief van 10 juni 2002 heeft de griffier van het hof hem wederom medegedeeld dat een bewijsstuk van de machtiging ontbreekt. Hem is hierbij verzocht om binnen drie weken na de dagtekening van de brief het verzuim te herstellen. Tevens is medegedeeld dat indien het verzuim niet wordt hersteld, het door hem ingestelde beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. [gemachtigde] heeft niet op voormelde brief gereageerd.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
[gemachtigde] is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van ƒ 90,-- (€ Euro 40,84) opgelegd ter zake van "parkeren op parkeerplaats voor vergunninghouders zonder (duidelijk zichtbare) parkeervergunning of in strijd met verbonden voorwaarden", welke gedraging zou zijn verricht op 31 mei 2001 op de Bloemweg te Amersfoort.
3.2. [gemachtigde] heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.
3.3. Indien een ander dan de betrokkene hoger beroep instelt, zal het hof overeenkomstig het bepaalde in art 2:1, tweede lid Awb van degene die het heeft ingesteld een schriftelijke machtiging kunnen verlangen. Wordt de gevraagde machtiging niet verstrekt, dan kan ingevolge het bepaalde in art. 6:6 Awb het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener van het hoger beroep de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
3.4. Zoals door de advocaat-generaal in het verweerschrift heeft opgemerkt, heeft het hof in zijn arrest van 3 oktober 2001 (WAHV 01/00227, VR 2002,10) het mogelijk geacht, dat bij gebreke van een machtiging degene die de gedraging feitelijk heeft verricht uit eigen hoofde in bezwaar en beroep kan gaan, wanneer de administratieve sanctie is opgelegd aan de kentekenhouder, maar alleen in die gevallen waarin aan te nemen valt, dat degene die de gedraging feitelijk heeft verricht aangesproken zal kunnen worden voor de door deze betaalde administratieve sanctie.
3.5. Nu door [gemachtigde] niet is gereageerd op de brieven waarin hem om een machtiging is verzocht, noch door aan te geven, waarom een machtiging in casu niet van hem gevergd zou mogen worden, noch door een machtiging over te leggen, kan hij in zijn hoger beroep niet worden ontvangen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Van Dijk en Weenink in tegenwoordigheid van mr. Muntinga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.