ECLI:NL:GHLEE:2002:AE7816
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- A. Dijkstra
- J. Van Dijk
- M. Weenink
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 11 september 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te Arnhem, die op 25 januari 2002 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk had verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. De advocaat-generaal diende een verweerschrift in, maar maakte geen gebruik van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de gemachtigde.
De kern van de zaak betreft de verplichting van de betrokkene om zekerheid te stellen voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie, zoals voorgeschreven in artikel 11, derde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Het hof oordeelde dat de betrokkene niet binnen de gestelde termijn aan deze verplichting had voldaan. De wet vereist dat de zekerheidstelling geschiedt door middel van een acceptgirokaart of door storting op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).
Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter, die had geoordeeld dat de betrokkene deugdelijk was geïnformeerd over de verplichting tot zekerheidstelling en dat hij niet opnieuw in de gelegenheid hoefde te worden gesteld om aan deze verplichting te voldoen. Tevens werd het wrakingsverzoek van de betrokkene niet als zodanig erkend, omdat het niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Het hof concludeerde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de betrokkene niet kon worden ontvangen in zijn beroep, en bevestigde derhalve de beslissing van de kantonrechter.