BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK-01/00930 16 september 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, derde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z (: de belanghebbende)
het hoofd van de Belastingdienst/Particulieren Groningen (: de inspecteur) ,
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen een afwijzing op een verzoek met betrekking tot de afkoop van een stamrecht.
1. Het procesverloop en de feiten
1.1. Bij brief van 16 juli 2001 heeft belanghebbende de inspecteur een verzoek gedaan met betrekking tot afkoop van een stamrecht.
1.2. Bij brief van 19 juli 2001 heeft de inspecteur aan belanghebbende te kennen gegeven dat hij niet aan het verzoek kan voldoen.
1.3. Tegen deze afwijzing heeft belanghebbende bij brief van 31 augustus 2001 bezwaar gemaakt.
1.4. Bij brief van 23 oktober 2001 heeft de inspecteur gepersisteerd bij zijn eerder ingenomen standpunt zoals hij heeft verwoord in zijn brief van 19 juli 2001.
1.5. De belanghebbende heeft hiertegen bij beroepschrift van 19 november 2001 beroep ingesteld. Bij brief van 21 december 2001 heeft de belanghebbende het beroep aangevuld met de gronden.
1.6. Het verweerschrift van de inspecteur is op 25 februari 2002 bij het hof binnengekomen.
1.7. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 mei 2002, gehouden te Groningen, alwaar aanwezig waren de belanghebbende en de inspecteur.
1.8. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
1.9. Het hof heeft in deze zaak op 10 juni 2002 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven, ter post bezorgd op 24 juni 2002, aan partijen is verzonden.
1.10. Bij een op 2 juli 2002 bij het hof binnengekomen brief heeft belanghebbende verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
1.11. Het verschuldigde griffierecht is op 5 augustus 2002 voldaan.
2. Het geschil en de standpunten van partijen.
2.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de belanghebbende ontvankelijk is in zijn beroep.
2.2. De belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.
3. De overwegingen omtrent het geschil.
3.1. Bij brief van 19 juli 2001 reageert de inspecteur op een door belanghebbende bij brief van 16 juli 2001 gedaan verzoek. Een zodanig verzoek biedt geen rechtsingang voor een voor bezwaar en/of beroep vatbare uitspraak. Zulks heeft tot gevolg dat de door belanghebbende gegeven reactie van 31 augustus 2001, door belanghebbend als bezwaarschrift aangeduid, niet als zodanig kan worden aangemerkt. De brief van de inspecteur van 23 oktober 2001 is derhalve niet een uitspraak als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, waartegen beroep openstaat. Evenmin kan deze brief worden opgevat als een weigering om een voor beroep vatbare uitspraak te geven.
3.2. Belanghebbende is, gelet op het voorgaande, niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het hof:
verklaart de belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Gedaan door mr Drion, raadsheer als voorzitter, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 16 september 2002, door de voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De voorzitter,
M. Haarsma mr F.J.W. Drion
Afschrift per aangetekende post
aan partijen verzonden op: 17 september 2002
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.