ECLI:NL:GHLEE:2002:AE7489
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.W. Drion
- M. Haarsma
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep inzake ontvankelijkheid bezwaar tegen aanslag Inkomstenbelasting/Premie Volksverzekeringen 1998
Op 6 september 2002 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak waarbij de belanghebbende, aangeduid als X te Z, in beroep ging tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren Groningen/Vestiging Assen. De zaak betreft een aanslag Inkomstenbelasting/Premie Volksverzekeringen voor het jaar 1998, die op 19 januari 2001 aan de belanghebbende was opgelegd. De belanghebbende heeft op 9 maart 2001 bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur heeft hem bij uitspraak van 6 november 2001 niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. Hierop heeft de belanghebbende op 28 november 2001 beroep ingesteld bij het hof.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 mei 2002 heeft het hof de standpunten van beide partijen gehoord. De belanghebbende stelde dat hij ontvankelijk was in zijn bezwaar, terwijl de inspecteur dit ontkende. Het hof heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB). De termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van het besluit, in dit geval de aanslag.
Het hof concludeert dat het bezwaar van de belanghebbende na de wettelijke termijn is ingediend, aangezien het bezwaar pas op 9 maart 2001 bij de inspecteur is ontvangen. Er zijn geen omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat de belanghebbende niet in verzuim is geweest. De door de belanghebbende aangevoerde privé-omstandigheden zijn niet als zodanig erkend. Daarom heeft het hof het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar door de inspecteur terecht was.
De proceskosten zijn niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. F.J.W. Drion, als voorzitter, en de griffier M. Haarsma, en is openbaar uitgesproken in Leeuwarden op 6 september 2002.