ECLI:NL:GHLEE:2002:AE7489

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 995/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.W. Drion
  • M. Haarsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep inzake ontvankelijkheid bezwaar tegen aanslag Inkomstenbelasting/Premie Volksverzekeringen 1998

Op 6 september 2002 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak waarbij de belanghebbende, aangeduid als X te Z, in beroep ging tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren Groningen/Vestiging Assen. De zaak betreft een aanslag Inkomstenbelasting/Premie Volksverzekeringen voor het jaar 1998, die op 19 januari 2001 aan de belanghebbende was opgelegd. De belanghebbende heeft op 9 maart 2001 bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur heeft hem bij uitspraak van 6 november 2001 niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. Hierop heeft de belanghebbende op 28 november 2001 beroep ingesteld bij het hof.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 mei 2002 heeft het hof de standpunten van beide partijen gehoord. De belanghebbende stelde dat hij ontvankelijk was in zijn bezwaar, terwijl de inspecteur dit ontkende. Het hof heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB). De termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van het besluit, in dit geval de aanslag.

Het hof concludeert dat het bezwaar van de belanghebbende na de wettelijke termijn is ingediend, aangezien het bezwaar pas op 9 maart 2001 bij de inspecteur is ontvangen. Er zijn geen omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat de belanghebbende niet in verzuim is geweest. De door de belanghebbende aangevoerde privé-omstandigheden zijn niet als zodanig erkend. Daarom heeft het hof het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar door de inspecteur terecht was.

De proceskosten zijn niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. F.J.W. Drion, als voorzitter, en de griffier M. Haarsma, en is openbaar uitgesproken in Leeuwarden op 6 september 2002.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK-01/00995 6 september 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, derde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z (: de belanghebbende)
tegen de uitspraak van
het hoofd van de Belastingdienst/Particulieren Groningen/Vestiging Assen (: de inspecteur),
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aan-slag Inkomstenbelasting /Premie Volksverzekeringen 1998.
1. Het procesverloop
1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 19 januari 2001 een aanslag Inkomstenbelasting/Premie Volksverzekeringen 1998 opgelegd.
1.2. Tegen deze aanslag heeft belanghebbende bij een op 9 maart 2001 de inspecteur binnengekomen bezwaarschrift, gedagtekend 8 maart 2001, bezwaar gemaakt.
1.3. Bij uitspraak van 6 november 2001 heeft de inspecteur de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
1.4. Van deze uitspraak is belanghebbende bij een op 28 november 2001 bij het hof binnengekomen beroepschrift in beroep gekomen.
1.5. Het verweerschrift van de directeur is op 23 januari 2002 bij het hof binnengekomen.
1.6. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 mei 2002, gehouden te Groningen, alwaar aanwezig waren de belanghebbende en de inspecteur.
1.7. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
1.8. Het hof heeft in deze zaak op 10 juni 2002 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven, ter post bezorgd op 24 juni 2002, aan partijen is verzonden.
1.9. Bij een op 5 juli 2002 bij het hof binnengekomen brief heeft belanghebbende verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
1.10. Het verschuldigde griffierecht is op 7 augustus 2002 voldaan.
2. Het geschil en de standpunten van partijen.
2.1. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende ontvankelijk is in zijn bezwaar.
2.2. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.
3. De overwegingen omtrent het geschil.
3.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (:AWB) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
3.2. Ingevolge artikel 6:8, lid 1, AWB vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit (in casu de onderhavige uitspraak) op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt.
3.3. Ingevolge artikel 6:11 AWB blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3.4. Nu het door belanghebbende ingediende bezwaar is gericht tegen een aanslag van 19 januari 2001 en eerst op 9 maart 2001 bij de inspecteur is binnengekomen is het bezwaar na afloop van de termijn van zes weken ingediend.
3.5. Nu niet aannemelijk is dat zich omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest is belanghebbende terecht niet ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
3.6. De door belanghebbende aangevoerde privé-omstandigheden kunnen niet als bedoelde omstandigheden worden aangemerkt. De belanghebbende had immers gelegenheid binnen de wettelijke termijn een pro-forma bezwaar in te dienen en het bezwaar nadien te motiveren.
3.7. Het beroep is, gelet op het voorgaande, ongegrond. Zulks brengt met zich mee dat het hof niet toekomt aan de beoordeling van het materiële geschil.
4. De proceskosten.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. De beslissing.
Het hof:
verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan door mr Drion, raadsheer als voorzitter, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 6 september 2002 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De voorzitter,
M. Haarsma mr F.J.W. Drion
Afschrift per aangetekende post
aan partijen verzonden op: 11 september 2002