ECLI:NL:GHLEE:2002:AE7223

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 680/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.W. Drion
  • M. Haarsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar naheffingsaanslag parkeerbelasting

Op 24 maart 2001 ontving belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Groningen. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar werd op 15 augustus 2001 door de directeur niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft belanghebbende op 21 september 2001 beroep aangetekend bij het Gerechtshof Leeuwarden. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 mei 2002. Het hof heeft op 10 juni 2002 een mondelinge uitspraak gedaan, waarna belanghebbende verzocht om een schriftelijke uitspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn op 25 maart 2001 begon, maar dat belanghebbende redelijkerwijs mocht aannemen dat deze pas op 26 april 2001 inging, waardoor hij ontvankelijk was in zijn bezwaar. Het hof verklaarde het beroep gegrond voor zover het gericht was tegen de niet-ontvankelijkverklaring, maar ongegrond voor het overige. De gemeente Groningen werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 27,23 aan belanghebbende. De uitspraak werd openbaar gedaan op 30 augustus 2002.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK-01/00680 30 augustus 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, derde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z (: de belanghebbende)
tegen de uitspraak van
de algemeen directeur van de Dienst Informatie en Administratie van de gemeente Groningen (: de directeur),
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaan-slag parkeerbelasting.
1. Het procesverloop
1.1. Aan belanghebbende werd op 24 maart 2001 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
1.2. Tegen deze naheffingsaanslag heeft belanghebbende bij een op 15 mei 2001 bij de directeur binnengekomen bezwaarschrift bezwaar gemaakt.
1.3. Bij uitspraak van 15 augustus 2001 heeft de directeur de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
1.4. Van deze uitspraak is belanghebbende bij een op 21 september 2001 bij het hof binnengekomen beroepschrift in beroep gekomen.
1.5. Het verweerschrift van de directeur is op 16 januari 2002 bij het hof binnengekomen.
1.6. Op 8 mei 2002 is bij het hof een schriftelijke reactie van belanghebbende op het verweerschrift van de directeur binnengekomen.
1.7. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 27 mei 2002, gehouden te Groningen, alwaar aanwezig waren de belanghebbende en de gemachtigde van de directeur.
1.8. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
1.9. Het hof heeft in deze zaak op 10 juni 2002 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven, ter post bezorgd op 24 juni 2002, aan partijen is verzonden.
1.10. Bij een op 26 juni 2002 bij het hof binnengekomen brief heeft belanghebbende verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
1.11. Het verschuldigde griffierecht is op 19 juli 2002 voldaan.
2. De feiten.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1. Op 24 maart 2001 stond om 11.07 uur een voertuig met het kenteken 00-YY-YY geparkeerd in de a-straat te L.
2.2. De a-straat is gelegen in de a-wijk alwaar op grond van de Verordening parkeerbelasting 1991 van de gemeente Groningen betaald parkeren van kracht is.
2.3. Omdat niet kon worden geconstateerd dat parkeerbelasting was voldaan is aan het voertuig een naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer 24-03-2001-0000-0000 en zaaknummer 0000000 van in totaal ƒ 88,00 (ƒ 2,00 aan parkeerbelasting en ƒ 86,00 aan kosten) achtergelaten.
2.4. De naheffingsaanslag heeft belanghebbende onder een ruitenwisser van zijn auto aangetroffen.
2.5. Ter voldoening van de naheffingsaanslag is aan belanghebbende een acceptgirokaart verzonden met aangehecht een op 25 april 2001 aangemaakte duplicaat naheffingsaanslag.
2.6. Belanghebbende heeft vanwege een bij hem bestaande onduidelijkheid over de datum van de naheffingsaanslag telefonische inlichtingen gevraagd via het op de duplicaataanslag vermelde telefoonnummer. In dat gesprek werd aan belanghebbende meegedeeld dat hij uit mocht gaan van de datum 25 april 2001.
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende ontvankelijk is in zijn bezwaar en zo ja of de naheffinsaanslag parkeerbelasting terecht aan hem is opgelegd.
3.2. Belanghebbende beantwoordt het eerste deel van deze vraag bevestigend en het tweede deel ontkennend.
3.3. De directeur beantwoordt het eerste deel van deze vraag ontkennend en het tweede deel bevestigend.
4. De overwegingen omtrent het geschil.
4.1. Indien het niet mogelijk is een naheffingsaanslag parkeerbelasting terstond aan de belastingschuldige uit te reiken kan ingevolge artikel 234, achtste lid, van de Gemeentewet worden volstaan met het aanbrengen van het biljet op of aan het voertuig, zoals is gebeurd in de onderhavige zaak.
4.2. Dit brengt met zich mee dat de bezwaartermijn van 6 weken aanvangt met de dag na die van de dagtekening van het aanslagbiljet of de eventueel daarna gelegen (maar bij toepassing van artikel 234, achtste lid, daarmee samenvallende) dag van verzending.
4.3. De bezwaartermijn is derhalve aangevangen op 25 maart 2001. Er is geen grond die termijn eerst te doen ingaan na toezending van een acceptgiro met een daarbij gevoegd duplicaat aanslagbiljet.
4.4. Het bezwaarschrift is eerst op 15 mei 2001 bij de directeur binnengekomen, derhalve na ommekomst van de bezwaartermijn.
4.5. Ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (: AWB) blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.6. Belanghebbende heeft naar aanleiding van vorengenoemd telefoongesprek mogen aannemen dat de bezwaartermijn eerst op 26 april 2001 aanving. Op grond van die omstandigheid kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Zulks heeft tot gevolg dat belanghebbende ontvankelijk is in zijn bezwaar. Het beroep is derhalve in zoverre gegrond.
4.7. Bij de hiervoor onder 1.6. genoemde schriftelijke reactie heeft belanghebbende aangevoerd (en op de zitting herhaald) dat hij tijdens het binnenrijden van de zone een zonebord is gepasseerd, doch dat hij dat bord niet heeft opgemerkt en naar zijn mening vanuit zijn auto ook niet heeft kunnen opmerken omdat het zicht op het bord werd belemmerd door een daarvoor op korte afstand staand verkeersbord.
4.8. Naar aanleiding van dit verweer heeft de gemachtigde van de directeur een tweetal foto's van bedoelde bestaande situatie gemaakt en met toestemming van belanghebbende overgelegd. Deze foto's zijn door de griffier gewaarmerkt en bij de processtukken gevoegd.
4.9. Naar het oordeel van het hof is op grond van de foto, gewaarmerkt BK 680/01 foto 1, niet aannemelijk dat bedoeld zonebord niet voldoende zichtbaar is voor een voorbijrijdende automobilist. Dat belanghebbende het bord niet heeft gezien komt geheel voor zijn risico.
4.10. De naheffingsaanslag parkeerbelasting is gelet op het voorgaand terecht aan belanghebbende opgelegd. Het beroep is daarom voor het overige ongegrond.
5. De proceskosten.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing.
Het hof:
verklaart het beroep gegrond voorzover het is gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van belanghebbende in zijn bezwaar;
verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
bepaalt dat de gemeente Groningen het griffierecht ten bedrage van € 27,23 aan belanghebbende vergoedt.
Gedaan door mr Drion, raadsheer als voorzitter, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 30 augustus 2002 door de voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De voorzitter,
M. Haarsma mr F.J.W. Drion
Afschrift per aangetekende post
aan partijen verzonden op: 30 augustus 2002
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.